RSV 2009/331
Gezamenlijke huishouding - onweerlegbaar rechtsvermoeden - onderscheid ex-gehuwden/partners met en zonder kinderen
HR 25-09-2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2580, m.nt. mr. C.W.C.A. Bruggeman
- Instantie
Hoge Raad (Belastingkamer)
- Datum
25 september 2009
- Magistraten
Mrs. J.W. van den Berge, C. Schaap, J.W.M. Tijnagel, A.H.T. Heisterkamp, M.W.C. Feteris
- Zaaknummer
08/02382
- Conclusie
A-G Van Ballegooijen
- Noot
mr. C.W.C.A. Bruggeman
- LJN
BH2580
- JCDI
JCDI:ADS182735:1
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid bijstand (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BH2580, Uitspraak, Hoge Raad (Belastingkamer), 25‑09‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BH2580, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑01‑2009
- Wetingang
WWB art. 3 lid 4 onder b; BuPo-verdrag art. 26; EVRM art. 14
Essentie
Gezamenlijke huishouding - onweerlegbaar rechtsvermoeden - onderscheid ex-gehuwden/partners met en zonder kinderen
Samenvatting
Het begrip kind in artikel 3, vierde lid, aanhef en letter b, WWB dient grammaticaal te worden uitgelegd ongeacht de leeftijd van het kind. Voor zover het artikelonderdeel een ongelijke behandeling van gelijke gevallen schept, kan naar het oordeel van de Hoge Raad niet worden gezegd dat de keuze van de wetgever van redelijke grond ontbloot is.
Het oordeel van de CRvB (zie LJN BD0478, RSV 2008, 212) dat voldoende rechtvaardiging voor toepassing van dat artikelonderdeel in beginsel slechts aanwezig kan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.