Einde inhoudsopgave
Reglement voor de procesvoering van het Gerecht
Artikel 86 Aanpassing van het verzoekschrift
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2024
- Bronpublicatie:
10-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2095 (uitgifte: 12-08-2024, regelingnummer: 2024/2095)
- Inwerkingtreding
01-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-07-2024, PbEU L 2024, 2024/2095 (uitgifte: 12-08-2024, regelingnummer: 2024/2095)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
Wanneer een handeling waarvan om nietigverklaring wordt verzocht, door een andere handeling met hetzelfde voorwerp wordt vervangen of gewijzigd, kan de verzoeker tot uiterlijk twee weken na de betekening van de beslissing tot bepaling van de datum van de pleitzitting of vóór de betekening van de beslissing van het Gerecht om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen, het verzoekschrift aanpassen om met dit nieuwe gegeven rekening te houden. De president kan deze termijn op een met redenen omkleed verzoek van de verzoeker verlengen. Artikel 60 is niet van toepassing.
2.
De aanpassing van het verzoekschrift moet bij afzonderlijke akte worden gedaan vóór het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 263, zesde alinea, VWEU waarbinnen kan worden verzocht om de nietigverklaring van de handeling die de aanpassing van het verzoekschrift rechtvaardigt.
3.
In de zaken die krachtens artikel 270 VWEU aanhangig worden gemaakt, moet het verzoekschrift bij afzonderlijke akte worden aangepast en, in afwijking van lid 2, binnen de termijn bedoeld in artikel 91, lid 3, van het Ambtenarenstatuut waarbinnen kan worden verzocht om nietigverklaring van de handeling die reden tot aanpassing van het verzoekschrift is.
4.
De memorie houdende aanpassing bevat:
- a)
de aangepaste conclusies;
- b)
zo nodig, de aangepaste middelen en argumenten;
- c)
zo nodig, het bewijs en de bewijsaanbiedingen ter zake van de aanpassing van de conclusies.
5.
De memorie houdende aanpassing gaat vergezeld van de handeling die de aanpassing van het verzoekschrift rechtvaardigt. Indien deze handeling niet is overgelegd, stelt de griffier de verzoeker een redelijke termijn om deze over te leggen. Indien dit verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van dit vereiste tot de formele niet-ontvankelijkheid van de memorie houdende aanpassing van het verzoekschrift leidt.
6.
Onverminderd de door het Gerecht te nemen beslissing ten aanzien van de ontvankelijkheid van de memorie houdende aanpassing van het verzoekschrift, bepaalt de president voor de verweerder een termijn waarbinnen hij op de memorie houdende aanpassing kan antwoorden.
7.
De president bepaalt, zo nodig, voor de interveniënten een termijn waarbinnen zij hun memories in interventie kunnen aanvullen in het licht van de memorie houdende aanpassing van het verzoekschrift en de memorie van antwoord. Te dien einde worden deze memories gelijktijdig aan de interveniënten betekend.