Hof Den Haag, 18-02-2014, nr. 200.112.138/01
ECLI:NL:GHDHA:2014:2848, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
18-02-2014
- Zaaknummer
200.112.138/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2014:2848, Uitspraak, Hof Den Haag, 18‑02‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:2508, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 18‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Door erflater in buitenlandse rechtspersonen/trust ondergebracht vermogen. Behoort dat tot zijn nalatenschap en kunnen de erfgenamen van erflater rekening en verantwoording vorderen van het beheer van dat vermogen ?
Partij(en)
GERECHTSHOF Den Haag
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.112.138
Zaak-rolnummer Rechtbank : 269559 / HA ZA 06-2397
arrest van 18 februari 2014
inzake
[Naam appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: voorheen mr. S.M. van Luijk te Utrecht, thans mr. J.G.D. Fleers te Utrecht,
tegen
[naam geïntimeerde],
voor zichzelf en in haar hoedanigheid van executeur-testamentair, althans (boedel) gevolmachtigde, van de nalatenschappen van [erflater] en van[echtgenote van erflater],
wonende te [woonplaats], gemeente[naam gemeente],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.A.N Baas te Den Haag.
1. Het geding
Bij exploot 15 juni 2012 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de vonnissen van 14 juli 2010 en van 21 maart 2012 van de rechtbank Den Haag tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnissen heeft vermeld.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] acht grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Tevens heeft [geïntimeerde] onder aanvoering van 6 grieven, incidenteel appel ingesteld.
Bij memorie van antwoord heeft [appellant] de grieven bestreden.
[geïntimeerde] heeft vervolgens pleidooi gevraagd.
Op 7 februari 2014 is de zaak namens [appellant] bepleit door zijn advocaat en namens [geïntimeerde] door haar advocaat.
[geïntimeerde] heeft bij pleidooi een akte genomen.
Na het pleidooi hebben partijen om arrest gevraagd. Het hof wijst, met instemming van partijen, het arrest op basis van de stukken die bij pleidooi aan het hof zijn verstrekt.
2. Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. Door [appellant] wordt gevorderd: de vonnissen van de rechtbank te Den Haag op 14 juli 2010 en op 21 maart 2012 tussen partijen gewezen te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [geïntimeerde] af te wijzen, althans in goede justitie het saldo van de rekening te ramen met verwijzing van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
3. Door [geïntimeerde] wordt gevorderd: dat het het hof moge behage bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: de vonnissen van de rechtbank Den Haag van 14 juli 2010 en 21 maart 2012 te bekrachtigen behoudens de volgende onderdelen:
van het tussenvonnis van 14 juni 2010, RO 4:12, 4:13 en 4:29,
van het eindvonnis d.d. 21 maart 2012, RO 2:3, 2:22, 2:23, 2:24, 2:27, 2:28, 2:29, 2:30, 2:31, 2:33 en 2:34
alsmede het dictum doch louter voor zover daar in het incidenteel appel grieven tegen zijn aangevoerd en, opnieuw rechtdoende:
- -
[appellant] te veroordelen tot afgifte aan [geïntimeerde] van alle bescheiden die zich nog onder hem bevinden en die te maken hebben met de afwikkeling van de onderhavige nalatenschappen en het door hem gevoerde beheer, daaronder begrepen (doch niet uitsluitend) adviezen van door hem geraadpleegde adviseurs, aantekeningen, facturen, bonnen, betalingsbewijzen, correspondentie, administraties, jaarverslagen, bankafschriften, door de bank verstrekte overzichten en belastingaangiftes, primair, in origineel, of subsidiair, in kopie, of nog meer subsidiair, [geïntimeerde] en door haar aan te wijzen adviseurs te allen tijde (mits op redelijke tijden en na vooraf maken van een afspraak) en zo vaak als zij wil inzage te verschaffen in de betreffende bescheiden, en [geïntimeerde] toe te staan kopieën te maken van alle documenten waar zij kopieën van wil maken, of nog meer subsidiair, ten aanzien van afgifte van bescheiden en/of het verstrekken van gelegenheid tot inzage een dusdanige voorziening te treffen als het hof in goede justitie geraden acht;
- -
aan een veroordeling naar aanleiding van het gevorderde sub 1 aanvullend toe te voegen dat [appellant] een dwangsom verbeurt van € 2.500 voor iedere dag en voor iedere gebeurtenis dat [appellant] in gebreke blijft om volledig aan deze veroordeling tot afgifte of tot inzage te voldoen;
- -
[appellant] te veroordelen tot betaling van € 667.160,89, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop deze volgens de wet verschuldigd is althans vanaf 8 augustus 2003 tot de dag der algehele voldoening;
- -
[appellant] te gelasten op een termijn van 3 maanden, althans op een door het hof in goede justitie te bepalen termijn, aan [geïntimeerde] rekening en verantwoording te doen ter zake van het door hem, in het lichaam van de dagvaarding d.d. 21 juni 2006 gespecificeerd omschreven, gevoerde beheer;
- -
met benoeming van een raadsheer-commissaris ten overstaan van wie de rekening gedaan dient te worden;
- -
met bepaling dat, indien [appellant] in gebreke mocht blijven op de door de raadsheer-commissaris te bepalen dag te verschijnen of rekening te doen of de aan de raadsheer-commissaris overgelegde rekening binnen de daarvoor bepaalde termijn aan [geïntimeerde] te betekenen, hij een dwangsom verbeurt van € 2.500 voor iedere dag dat het verzuim voortduurt;
- -
het bedrag van ontvangsten en uitgaven van de rekening vast te stellen en het saldo te bepalen (in welk saldo mede begrepen dient te worden hetgeen [appellant] niet verantwoord heeft);
- -
[appellant] te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van zodanige som als bij het sluiten van de rekening aan de erven zal blijken toe te komen, te vermeerderen met de wettelijke rente volgens de wet;
- -
met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in beide instanties.
Bij pleidooi heeft [geïntimeerde] haar eis vermeerderd en wel in die zin, zo begrijpt het hof, dat het bedrag dat door [appellant] is onttrokken van een drietal bankrekeningen thans voorfl. 374.654,- en niet voor fl. 323.094,90 in de vordering dient te worden meegenomen.
4. [appellant] verzoekt het hof op grond van hetgeen hij heef gesteld in de memorie van grieven in het principaal appel en de memorie van antwoord in het incidenteel appel de bestreden vonnissen te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, alle vorderingen van [geïntimeerde] af te wijzen, althans in goede justitie het saldo van de rekening te ramen met verwijzing van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
Nader in het geding gebrachte USB-stick
5. Bij brief van 23 januari 2014 heeft [geïntimeerde] nog enkele producties in het geding gebracht alsmede een USB-stick. Het hof zal de USB-stick bij de beoordeling van de zaak buiten beschouwing laten. Immers, op deze stick bevinden zich scans van bankafschriften die in ieder geval al in december 2012 in bezit van [geïntimeerde] waren. Het had op de weg van [geïntimeerde] gelegen deze afschriften schriftelijk in het geding te brengen. Het hof kan, in verband met beveiliging (infectie met schadelijke virussen), bovendien geen kennis nemen van informatie die is opgeslagen op een toegezonden USB-stick.
Omvang dossier
6. Gezien de omvang van het dossier, vier verhuisdozen aan processtukken, zal het hof eerst enige relevante feiten op een rij zetten in het kader van de leesbaarheid en begrip van dit arrest.
Testament erflater
7. Erflater heeft op 2 augustus 1972 ten overstaan van [notaris 1]te [plaats] over zijn nalatenschap beschikt.
8. Uit het testament van erflater volgt onder meer:
aan zijn echtgenote heeft hij het vruchtgebruik van zijn gehele nalatenschap gelegateerd;
tot zijn enige erfgenamen heeft hij benoemd zijn kinderen;
tot uitvoerders van zijn uiterste wilsbeschikking, heeft erflater benoemd: [zoon A] en [zoon B].
9. In het testament van de echtgenote van erflater is [geïntimeerde] ook niet benoemd tot executeur-testamentair.
10. Het hof stelt vast dat in het testament van erflater geen bepaling is opgenomen dat de executeurs de bevoegdheid hebben een of meer andere executeurs aan zich toe te voegen of in hun plaats te stellen.
11. Op grond van het testament van erflater kunnen noch [appellant] noch [geïntimeerde] als executeur-testamentair optreden, aangezien erflater die positie niet aan [appellant] en [geïntimeerde] heeft toegekend.
12. Het hof beschouwt [geïntimeerde] op basis van de latere verklaring van erfrecht vanaf 2003 slechts als boedelgevolmachtigde van een aantal erfgenamen van erflater.
Beneficiaire aanvaarding
13. De erfgenamen van erflater hebben zijn nalatenschap beneficiair aanvaard, zodat zij allen vereffenaar zijn. Beneficiaire aanvaarding leidt tot vereffening van de boedel, zowel naar oud recht (artikel 1079 BW) als naar nieuw recht.
14. Zowel onder het oude recht als onder het huidige recht rust op de vereffenaar de verplichting om met bekwame spoed een deugdelijke boedelbeschrijving op te maken of te doen opmaken en de bekende schuldeisers aan te schrijven. Deze verplichting rust niet alleen op [appellant], maar op alle erfgenamen van erflater in hun hoedanigheden van vereffenaar, waaronder [geïntimeerde] zelf.
15. [geïntimeerde] had van alle erfgenamen kunnen verlangen dat zij hun medewerking zouden verlenen aan het opstellen van een notariële boedelbeschrijving met betrekking tot de nalatenschap van erflater. Dit recht komt haar op basis van de wet toe, echter van dit recht heeft zij geen gebruik gemaakt. Indien alle vereffenaren, waaronder [geïntimeerde] zelf, kort na het overlijden van erflater, zich hadden gekweten van hun verplichting tot boedelbeschrijving dan wel om een (notariële) boedelbeschrijving hadden verzocht, was wellicht een 32 jaar durende afwikkeling van de boedel van erflater voorkomen. Kennelijk hebben zij de aangifte voor het recht van successie die namens alle erfgenamen is gedaan als zodanig aangemerkt. Mede bezien de aard en omvang van de boedel en de door erflater tijdens zijn leven opgerichte rechtspersonen met internationale aspecten waaraan hij vermogen heeft overgeheveld, had ook [geïntimeerde] kunnen verwachten dat de afwikkeling van de boedel van erflater niet eenvoudig was. Het afwikkelen van de boedel van erflater vereist kennis op het gebied van het erfrecht en het (internationaal) vennootschapsrecht. Dat de erfgenamen die kennis ontberen wijst de onderhavige procedure uit.
Positie [appellant]
16. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] - aanvankelijk met instemming van alle erfgenamen en de moeder van partijen - de nalatenschap van erflater heeft beheerd en uit dien hoofde rekening en verantwoording over dat beheer dient af te leggen.
Stichting [naam Stichting]
17. Voorts volgt uit de processtukken en uit het testament van erflater dat erflater [in] 1972, ten overstaan van[notaris 1] te [plaats], de stichting [naam Stichting] heeft opgericht.
18. Deze stichting diende voor een periode van tien jaar, aanvangende bij het overlijden van erflater, het bewind te voeren over “het zaaksvermogen” van erflater.
19. In zijn testament heeft erflater bepaald dat de bewindvoerder(s) nimmer aansprakelijk zijn voor een minder goede, doch te goeder trouw genomen beslissing of verrichte belegging.
20. Blijkens zijn testament wenste erflater dat eerst zijn zoon [zoon A], en als hij niet kon of wilde zijn zoon [zoon B], hem zou opvolgen in het bestuur van de stichting [naam Stichting] Het hof heeft niet kunnen vaststellen of [zoon A] of [zoon B] de bestuursfunctie hebben aanvaard.
21. Indien erflater vermogen aan de stichting heeft overgedragen dan wel anderszins vermogen heeft overgeheveld, behoort dit vermogen aan de stichting, tenzij erflater met de stichting anders is overeengekomen. Indien erflater een tegenprestatie zou zijn overeengekomen, zou die tot zijn vermogen behoren. Dat is noch gesteld noch gebleken. Gelden die erflater onvoorwaardelijk heeft overgeboekt op een rekening van de stichting [naam Stichting], behoren tot het vermogen van de stichting en niet meer tot zijn vermogen. Het is dan de stichting die om rekening en verantwoording dient te vragen voor zover [appellant] daarover het beheer heeft gevoerd.
[N.V. C]
22. [N.V. C] is een naamloze vennootschap gevestigd op [naam land 1]. De aandelen van deze NV worden geheel gehouden door de[naam Foundation] te[plaats]. Deze Foundation werd beheerd door [naam beheersbedrijf] te [plaats]. Het is noch gesteld noch gebleken dat erflater enige zeggenschap had in deze rechtspersonen.
23. Uit een brief van 4 oktober 1988 van mr. H.J. Hoegen Dijkhof, advocaat van [N.V. C], volgt dat deze advocaat namens [N.V. C] aan de voormalige zakenpartner van erflater – [naam voormalige zakenpartner] – informatie heeft ingewonnen over een aantal investeringen die [N.V. C]heeft verricht.
24. In de hiervoor vermelde brief is onder meer vermeld:
“ Feit is, dat [N.V. C] een volmacht heeft verstrekt aan u, inzake het bestuur over [naam Ltd. 1], en over onderliggende, resp. geassocieerde vennootschappen en u zich feitelijk in belangrijk mate met het bestuur van [naam Ltd. 1] en onderliggende, resp. geassocieerde vennootschappen bezig heeft gehouden en nog steeds bezighoudt.
In haar hoedanigheid van aandeelhoudster van [naam Ltd. 1], [naam Ltd. 2] en middelijk aandeelhoudster van de daaronder hangende, resp. daarmee geassocieerde vennootschappen, alsmede in haar hoedanigheid van volmachtgeefster, verzoekt, voor zoveel nodig sommeert, [N.V. C] u dan ook hierbij tot het afleggen van rekening en verantwoording aan [N.V. C] over te gaan....”.
Op grond van al het bovenstaande verzoek, voor zoveel nodig sommeer, ik u dan ook hierbij mij binnen 14 dagen na heden de volgende stukken in kopie te hebben verstrekt:
1. akte van oprichting van alle betreffende vennootschappen, waaronder in elk geval, doch niet beperkt daartoe:
1. [Ltd. A];
2. [naam Ltd. 1];
3. [naam Ltd. 2];
4. [AG A];
5. [AG B];
6.[AG C];
7. [AG D];
8. [AG E];
9. [AG F];
10. [AG G];
11. [AG H];
12. [AG I];
13.[AG J];
14. [AG K];
15. [AG L];
16. [AG M];
17. [AG N];
18. [vennootschap O].”
25. Uit een uittreksel van het Handelsregister van de kamer van koophandel en nijverheid op[naam land 2], volgt dat de bestuurder van [N.V. C] was [N.V. P]
Behoren de aandelen [N.V. C]dan wel het vermogen van deze rechtspersoon tot de nalatenschap van erflater?
26. Bij conclusie van dupliek tevens akte uitlating vermeerdering van eis heeft [appellant] zich op het standpunt gesteld dat de aandelen in [N.V. C] niet tot de nalatenschap van erflater behoorden. Zie punt 5. Hij stelt hier: “Juist om deze reden heeft[notaris 1] niet in de aangifte voor het recht van successie, ..... , opgenomen.”
27. In de aangifte van het recht voor successie van erflater – welke aangifte ook door [geïntimeerde] is verricht – is wel een schuld van erflater aan [N.V. C] van fl. 171.002,82 opgenomen. Bij de erfgenamen – namens wie deze aangifte is gedaan - was het bestaan van [N.V. C] dus bekend.
Waaier van buitenlandse vennootschappen
28. Op basis van het procesdossier acht het hof het aannemelijk dat erflater betrokken is geweest bij een waaier van buitenlandse vennootschappen en de[naam Foundation] te [plaats].
29. Uit het procesdossier volgt eveneens dat de aandelen [N.V. C] worden gehouden door de [naam Foundation].
30. [N.V. C] heeft een groot aantal deelnemingen in andere vennootschappen.
31. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat erflater enige vermogensrechtelijke aanspraak had op het vermogen van de [naam Foundation].
32. Wat de (fiscale) beweegreden is geweest van erflater om zijn vermogen over te dragen aan een Foundation is niet gegeven.
33. De ondoorzichtige structuur van - buitenlandse - vennootschappen is door erflater zelf gecreëerd. De rekening hiervan kan niet bij één van de erfgenamen worden neergelegd.
Aangifte voor het recht van successie van erflater
34. Bij de processtukken is gevoegd de aangifte voor het recht voor successie van erflater. Uit deze aangifte volgt dat er sprake was van een negatieve nalatenschap van erflater.
35. Het hof gaat er van uit dat de aangifte is opgesteld door de huisnotaris van erflater, [naam huisnotaris], aangezien op de aangifte het stempel staat van de notaris.
36. De aangifte is gedaan namens alle erfgenamen.
37. De erfgenamen vermelden in de aangifte voor het recht van successie van erflater niet een mogelijke vermogensaanspraak van erflater op de [naam Foundation] en/of [N.V. C]
38. Gezien het feit dat de aangifte voor het recht van successie in verbinding met artikel 6 e.v. alsmede artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juist en volledig dient te worden gedaan, gaat het hof er van uit dat ook de erfgenamen overeenkomstig hun in de aangifte ingenomen standpunt van mening waren en zijn dat de hiervoor genoemde aandelen in dan wel het vermogen van deze rechtspersonen niet tot het vermogen van erflater behoorden.
39. Het hof heeft van de erfgenamen geen aanvullende aangifte voor het recht van successie aangetroffen met betrekking tot de omvang van de nalatenschap van erflater.
40. Het hof gaat er van uit dat de erfgenamen een juiste en volledige aangifte hebben gedaan onder vermelding van alle relevante vermogensbestanddelen.
Omvang vordering van [geïntimeerde]
41. In het petitum van de inleidende dagvaarding wordt door [geïntimeerde] gevorderd dat [appellant] aan [geïntimeerde] rekening en verantwoording aflegt met betrekking tot het door [appellant] in het lichaam van de dagvaarding omschreven gevoerde beheer.
42. Uit het lichaam van de dagvaarding volgt dat [geïntimeerde] in eerste aanleg van [appellant] met name rekening en verantwoording wenst te verkrijgen met betrekking tot de[N.V. C] en/of het buitenlandse vermogen van erflater.
43. Uit het verweer dat [appellant] in eerste aanleg heeft gevoerd volgt dat hij van mening is dat hij niet gehouden is tot het afleggen van rekening en verantwoording met betrekking tot [N.V. C] Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] dit verweer niet prijsgegeven in appel.
44. Voorts is van belang dat [geïntimeerde] slechts optreedt als boedelgevolmachtigde van een aantal erfgenamen met betrekking tot de nalatenschap van erflater. Zij heeft niet de rechten die de wet aan een executeur toekent aangezien zij die functie in de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet heeft. Evenmin heeft zij deze functie in de nalatenschap van de moeder van partijen.
45. In het kader van de omvang van de rekenplicht van [appellant] is slechts relevant zijn beheer over de boedel van erflater.
46. Voor de omvang van de rekenplicht dient in dit geval uitgegaan te worden van de aangifte van het recht voor successie van erflater aangezien in deze aangifte het vermogen van erflater is vermeld en alle erfgenamen in hun hoedanigheden in gebreke zijn gebleven te voldoen aan hun verplichting tot boedelbeschrijving als vereffenaren van de nalatenschap van erflater.
Krediet [naam bank]
47. In grief 3 stelt [appellant] dat de [naam bank] [plaats] in februari/ maart 1982 aan erflater en aan [zoon A] en [zoon B] een lening heeft verstrekt van fl. 50.000.
48. [Een datum in] 1982 – datum overlijden erflater - was de debetstand fl. 45.675,45.
49. In punt 48 van zijn memorie van grieven stelt [appellant] dat de hele kwestie van het krediet de boedel van erflater niet raakt. Het afleggen van rekening en verantwoording met betrekking tot die lening is derhalve niet aan de orde.
50. In punt 47 van zijn memorie van grieven stelt hij dat [zoon A] en [zoon B] het krediet hebben afgelost.
51. Het hof overweegt als volgt. In de aangifte voor het recht van successie van erflater is de schuld aan de [naam bank] van fl. 45.675,45 niet vermeld. Uit productie 13 behorende bij de memorie van grieven volgt dat er een rekening-courant krediet is verstrekt aan erflater en aan [zoon A] en [zoon B]. Het feit dat er een debetstand is op een rekening, geeft niet aan wie de debetstand heeft veroorzaakt en wie de debetstand dient aan te vullen.
Als rekeninghouders hadden [zoon A] en [zoon B] maatregelen kunnen nemen met betrekking tot het verloop van deze rekening. Indien zij dit niet hebben gedaan komt dit voor hun rekening en risico. Als [zoon A] en [zoon B] van mening zijn dat [appellant] zonder recht of titel over hun bankrekening heeft beschikt, dienen zij hun vordering te richten tegen [appellant]. [geïntimeerde] heeft als boedelgemachtigde van de erfgenamen geen rechtens te respecteren belang dat [appellant] rekening en verantwoording dient af te leggen met betrekking tot een schuld die geen nalatenschapsschuld is.
52. In het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater heeft [appellant] met betrekking tot de rekening bij de [naam bank] met nummer [nummer 1] voldoende informatie verschaft.
53. Naar het oordeel van het hof is er geen rechtsgrond aanwezig dat [appellant] met betrekking tot de [naam bank] rekening nr. [nummer 1] enig bedrag aan de boedel van erflater verschuldigd is. De grieven 3 A en B treffen derhalve doel.
Bankrekeningen
54. [appellant] heeft in punt 13 van zijn memorie van grieven een vijftal bankrekeningen genoemd, te weten rekeningen met de nummers [nummer 2], [nummer 3], [nummer 1], [nummer 4] en [nummer 5].
55. [geïntimeerde] heeft in haar pleitnota nog een tweetal andere bankrekeningen genoemd te weten een bankrekening van moeder waarover [appellant] gevolmachtigde was en een privé rekening van [appellant]. Het hof begrijpt dat [geïntimeerde] wenst dat [appellant] over deze rekeningen rekening en verantwoording aflegt, aangezien op deze rekeningen gelden van de boedel zijn gestort.
56. Het hof overweegt. In grief één stelt [appellant] dat op [geïntimeerde] de bewijslast rust dat activa tot de boedel behoren. Het hof is van oordeel dat op [geïntimeerde] de bewijslast rust om aan te tonen dat bepaalde activa of opbrengsten tot de voormalige nalatenschap behoren van erflater. Zij stelt immers dat in afwijking van ook door of namens haar gedane aangifte vermogensbestanddelen tot de nalatenschap van erflater behoren. Het gaat slechts om de verantwoording van de opbrengst van de activa van de boedel. Of gelden behorende tot de nalatenschap zijn gestort op een boedelrekening of een privé rekening is in beginsel niet relevant. Uit de aangifte voor het recht van successie van erflater volgt dat er één groot actief was – de Franse woning - dat moest worden verkocht. De opbrengst hiervan is gestort op de rekening van de [naam bank 2] [nummer 6]. Het hof is van oordeel dat [appellant] deze opbrengst voldoende heeft verantwoord. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat er naast deze opbrengst nog andere relevante nalatenschapsgoederen zijn beheerd door [appellant] of daarover door hem zou zijn beschikt met opbrengsten voor de boedel. Voor de omvang en samenstelling van de nalatenschap baseert het hof zich noodzakelijkerwijs op de aangifte voor het recht van successie alleen al omdat door geen van partijen een notariële boedelbeschrijving in het geding is gebracht.
57. Tijdens het pleidooi heeft [geïntimeerde] gesteld dat [appellant] heeft erkend dat hij voor een bedrag van € 88. 859,26 geen rekening en verantwoording kan afleggen. [appellant] heeft deze stelling weersproken. Hij stelt onder meer dat tegenover de hiervoor vermelde overboekingen ook uitgaven ten behoeve van de boedel staan gedurende een periode van meer dan tien jaar.
58. Het hof overweegt als volgt. De rechtsrelatie tussen deelgenoten in een onverdeelde boedel wordt mede beheerst door de beginselen van redelijkheid en billijkheid. Wat redelijk en billijk is, is afhankelijk van alle feiten en omstandigheden van het betreffende geval. Er was een volmacht gegeven aan [appellant] en aan moeder. In de periode tussen het overlijden van erflater in 1982 tot en met het intrekken van die volmacht in 1999 was er voor moeder in ieder geval geen aanleiding om haar zoon ter verantwoording te roepen met betrekking tot het beheer van de nalatenschap van erflater en de uitgaven ten behoeve daarvan of de uitgaven van of ten behoeve van haar zelf. Er was sprake van een complexe financiële situatie. Ook de overige erfgenamen hebben in een periode van 17 jaar niet aantoonbaar aangedrongen op het doen van rekening en verantwoording. Ook zij kunnen redelijkerwijs begrijpen dat als er sprake is van een zodanig tijdsverloop een sluitende verantwoording veelal niet meer te geven is. Het hof is derhalve van oordeel dat op basis van vorenstaand feitencomplex [appellant] niet meer gehouden kan worden tot het nader verklaren waaraan hij het bedrag van € 88.895,26 heeft uitgegeven. Dit geldt eens te meer daar uit de boedel van erflater volgt dat er sprake was van een negatieve nalatenschap, en het hof er van uit gaat dat de bekende crediteuren door [appellant] zullen zijn betaald aangezien het tegendeel niet is gebleken.
[N.V. C] met de buitenlandse deelnemingen
59. [geïntimeerde] is in haar antwoordakte van 22 februari 2011 ingegaan op [N.V. C] en de deelnemingen van deze naamloze vennootschap.
60. In punt 54 van de hiervoor vermelde akte stelt zij dat [appellant] rekening en verantwoording dient af te leggen met betrekking tot het saldo van de aandelenrekening van [N.V. C] bij [naam beleggingsfonds]. Zij stelt dat er voor een bedrag van € 3.851,65 aan aandelen aanwezig is en dat die moeten worden verdeeld tussen de erfgenamen.
61. In punt 58 van de hiervoor vermelde akte stelt zij dat [appellant] integraal rekening en verantwoording dient af te leggen over het vermogen van [N.V. C].
62. In punt 61 van de hiervoor vermelde akte gaat [geïntimeerde] in op de ontmanteling van de rechtspersonen, zij stelt dat [appellant] betalingsbewijzen dient over te leggen van het beheer van de [naam Foundation], [N.V. C] en [naam beheersbedrijf].
63. In punt 81 van de hiervoor vermelde akte gaat zij in op de ontmanteling van een groot aantal Zwitserse activiteiten. Zij meent namens de erfgenamen een vordering te hebben van
€ 358.796,29.
64. In punt 89 van de hiervoor vermelde akte stelt zij dat [appellant] moet verantwoorden wat er gebeurd is met de leningen die [zoon A], [zoon B] en [persoon C] aan [N.V. C] aan deze rechtspersoon hebben terug betaald.
65. In punt 94 van de hiervoor vermelde akte stelt zij dat [appellant] moet verantwoorden de betalingen van [B.V. 1] aan [N.V. C]
66. In punt 101 e.v. van de hiervoor vermelde akte stelt [geïntimeerde] dat [appellant] geen deugdelijke verklaring heeft gegeven voor de lening van [N.V. C] aan [naam] van SFR 1.100.000.
67. De grieven 4 tot en met 8 hebben met name betrekking op het “buitenlandse vermogen”.
68. [appellant] heeft in punt 10 van zijn conclusie van antwoord in eerste aanleg gesteld, dat [geïntimeerde] voor de afwikkeling van de investeringen van [N.V. C] dient te zijn bij de heren [heer 1] en [heer 2], de voormalige zakenpartners van erflater. Voorts heeft [appellant] gesteld dat hij [N.V. C] niet heeft beheerd.
69. Op blz. 2 van zijn memorie van antwoord in het incidentele appel stelt hij: “Er kan slechts sprake zijn van een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording van [appellant] tegenover [geïntimeerde] indien tussen hen een rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan krachtens welke [appellant] tegenover [geïntimeerde] verplicht is zich omtrent de behoorlijkheid van enig vermogensrechtelijk beleid te rechtvaardigen. Hierbij geldt dat een rechtsverhouding die een dergelijke verantwoordingsplicht impliceert, kan voortvloeien uit de wet of uit een contractuele relatie alsmede uit hetgeen onder bepaalde omstandigheden volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt”.
70. In zijn petitum vordert appellant de vonnissen van de rechtbank te vernietigen en de vordering van eiseres in eerste aanleg alsnog af te wijzen.
71. Het hof begrijpt uit het verweer van [appellant], mede bezien de stellingen die hij in eerste aanleg heeft ingenomen met betrekking tot het “buitenlandse vermogen van erflater” en in appel heeft herhaald, in samenhang bezien met zijn petitum, dat hij niet gehouden is tot het afleggen van rekening en verantwoording met betrekking tot het vermogensverloop van [N.V. C]. In de visie van [appellant] is er tussen hem en [geïntimeerde] alsmede in haar gemelde hoedanigheid geen rechtsverhouding op grond waarvan hij verplicht is tot het afleggen van rekening en verantwoording aan haar en/of zijn mede-erfgenamen met betrekking tot “buitenlandse vermogen van erflater” en met name [N.V. C]
72. Uit het verweer van [geïntimeerde] volgt dat zij van mening is dat [appellant] volledige rekening en verantwoording dient te verstrekken over de afwikkeling van het “buitenlandse vermogen” van erflater.
73. Het hof overweegt als volgt. [geïntimeerde] treedt in de onderhavige procedure slechts op als boedelgevolmachtigde van de erfgenamen van erflater. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat zij door het bestuur [N.V. C]of een van de dochtermaatschappijen van [N.V. C] is benoemd of gemachtigd is om namens de rechtspersoon aan [appellant] rekening en verantwoording te vragen met mogelijk beheer van de onderneming van [N.V. C] of een van de dochtermaatschappijen. Indien er bezittingen van de rechtspersonen zijn vervreemd komt de opbrengst daarvan toe aan de rechtspersoon en niet aan de erfgenamen in privé. Het is noch gesteld noch gebleken dat de erfgenamen van erflater en/of zijn echtgenote enige rechtens relevante aanspraak hebben op het vermogen van de buitenlandse rechtspersonen.
74. Het hof stelt vast dat de aandelen in [N.V. C] niet behoren tot de nalatenschap van erflater. Dit volgt uit de processtukken en uit de aangifte van het recht van successie van erflater waarin de aandelen niet zijn vermeld. Vast staat dat de aandelen in [N.V. C] worden gehouden door de [naam Foundation] te[plaats]. Uit de werkzaamheden van de advocaat mr. Hoegen Dijkhof volgt dat hij namens [N.V. C] bij de voormalige zakenpartners van erflater om rekening en verantwoording heeft gevraagd omtrent een groot aantal beleggingen en deelnemingen. Uit de overgelegde kopieën van brieven van deze advocaat volgt dat het beleid binnen [N.V. C] werd bepaald door de voormalige zakenpartners van erflater.
75. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen is het hof van oordeel dat [appellant] in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet gehouden is tot het afleggen van rekening en verantwoording jegens de erfgenamen met betrekking tot [N.V. C] of het andere mogelijke “buitenlandse vermogen van erflater.” Er is geen rechtsverhouding op grond waarvan [appellant] tegenover [geïntimeerde] rekening en verantwoording zou moeten afleggen over beheer van vermogen dat niet tot de nalatenschap behoort en uit dien hoofde niet aan hen toebehoort. Indien [appellant] feitelijk beheer heeft gevoerd in het kader van de afwikkeling van de investeringen van [N.V. C] – hetgeen hij heeft bestreden - dient hij rekening en verantwoording af te leggen ten opzichte van [N.V. C] Deze rechtspersoon is/was houder van een groot aantal deelnemingen.
[naam]rapport & verdere afwikkeling
76. Het hof overweegt als volgt. In het rapport van [naam] staat dat er door de toenmalige partners ingewikkelde constructies zijn opgesteld om de buitenlandse activiteiten uit te voeren. Uit het rapport volgt dat het onderzoek niet is gericht op een accountantsoordeel. Het onderzoek leidt tot aandachtspunten die nader nog moeten worden onderzocht. Naar het oordeel van het hof heeft dit onderzoek op basis van aandachtspunten uit bewijsrechtelijk oogpunt slechts een zeer beperkte betekenis. In het rapport wordt op blz. 4 gesteld dat de trustkantoren niet zijn betaald en het niet betalen van deze kosten heeft volgens dit rapport mede de afwikkeling van de nalatenschap bemoeilijkt omdat de trustkantoren in bepaalde perioden geen werkzaamheden meer wensten te verrichten.
77. Het hof deelt de visie van [naam] dat de constructie ingewikkeld en kostbaar was. Dat erflater in een ondoorzichtige en schimmige constructie vermogen heeft ondergebracht kan niet aan [appellant] worden toegerekend. Het is de keuze geweest van erflater om tot een ingewikkelde constructie te komen. Dat een dergelijke constructie na het overlijden van erflater tot zeer veel rechtsonzekerheid aanleiding geeft is een gegeven dat voor rekening en risico komt van alle erfgenamen.
78. Als de erfgenamen meer wensen te weten over mogelijk vermogen van erflater dienen de erfgenamen zich te wenden tot de [naam Foundation] te [plaats] of de trustkantoren die de vennootschappen hebben beheerd.
79. Als er vermogen van de erflater is waarop de erfgenamen een claim op pretenderen te hebben, dan dienen zij zich te richten tot de betreffende rechtspersonen.
80. Als een erfgenaam van mening is dat hij/zij ten onrechte aan een rechtspersoon een lening heeft terugbetaald dient hij/zij zich tot die rechtspersoon te richten.
Voldoende informatie
81. Naar het oordeel van het hof heeft [appellant] naar vermogen informatie verstrekt met betrekking tot mogelijk buitenlands vermogen van erflater. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen kunnen alleen de rechtspersonen rekening en verantwoording vragen aan degene die feitelijk het beheer heeft gevoerd, aangezien zij rechtens de eigenaren waren. De grieven van [appellant] treffen doel.
Verkoopopbrengst woning te Frankrijk
82. In grief 2 stelt [appellant] dat hij niet te kort is geschoten in het verantwoorden van de verkoopopbrengst van de woning van erflater te Frankrijk.
83. [appellant] heeft op blz. 10 van zijn memorie van grieven in een tabel een specificatie gegeven van de ontvangsten en de kosten die samenhingen met het huis en de verkoop van het huis. In de visie van [appellant] dient hij nog een bedrag van € 1.182,75 aan de boedel te vergoeden.
84. [geïntimeerde] geeft in punt 32 van haar memorie van antwoord in tabel A aan dat er in haar visie een verschil is tussen uitgaven en kosten van fl. 113.802,94.
85. Het hof overweegt als volgt. Geen geschil bestaat tussen partijen over de verkoopprijs van fl. 610.000. Deze vormt het uitgangspunt voor de verantwoording van [appellant].
86. Het hof is van oordeel dat [appellant] een deugdelijke verklaring heeft gegeven voor de ontvangsten en de uitgaven. Het hof verwijst naar productie 11. In deze productie komen de bedragen voor de makelaar FF 72.500, successiebelasting FF 40.000, nota [naam firma] FF 102.000 enz. terug. Het kostenoverzicht komt het hof betrouwbaar en begrijpelijk voor. Voorts volgt uit productie 12 dat [appellant] en de moeder van partijen aan de notaris opdracht hebben gegeven om de kosten van alle betrokkenen te betalen.
87. Dat [appellant] ook zelf kosten heeft gemaakt met betrekking tot de verkoop van het huis acht het hof normaal. De kosten die hij in rekening brengt acht het hof redelijk ook al heeft hij daar geen bescheiden meer van.
88. Nu [appellant] zelf erkent dat hij een bedrag van € 1.182,75 niet kan verklaren dient hij dit bedrag aan de boedel te vergoeden.
Levensonderhoud moeder
89. [geïntimeerde] is het niet eens met de overweging van de rechtbank dat [appellant] geen rekening en verantwoording dient af te leggen met betrekking tot de bedragen die de broers en zusters hebben betaald voor levensonderhoud van moeder.
90. De rechtbank heeft in r.o. 4.13 overwogen dat deze bedragen niet vallen in de nalatenschap van erflater. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat [geïntimeerde] onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat [appellant] hierover het beheer voerde.
91. Door [appellant] is gemotiveerd verweer gevoerd. Hij heeft onder meer gesteld dat moeder tijdens haar leven geen rekening en verantwoording aan hem heeft gevraagd met betrekking tot de gelden die moeder van de kinderen voor haar levensonderhoud heeft verkregen.
92. Het hof overweegt als volgt. [geïntimeerde] procedeert onder andere in haar hoedanigheid van boedelgevolmachtigde van de erven van erflater. Uit de eigen stelling van [geïntimeerde] volgt reeds dat de door haar gevorderde rekening en verantwoording betrekking heeft op gelden die niet tot de nalatenschap behoren. Eenvoudig gezegd er is geen rechtsgrond voor [geïntimeerde] op grond waarvan zij aan [appellant] rekening en verantwoording kan vragen. De grief treft dus geen doel.
Opnames voor het overlijden van erflater
93. [geïntimeerde] is het niet eens met de overweging van de rechtbank dat [appellant] geen rekening en verantwoording dient af te leggen over de bedragen die hij voor het overlijden van erflater heeft opgenomen. Voorts stelt [geïntimeerde] dat [appellant] nog een bedrag in contanten heeft opgenomen van fl. 323.094,90.
94. Anders dan [geïntimeerde] ter zitting stelt, is hiertegen door [appellant] gemotiveerd verweer gevoerd. Hij stelt onder meer dat erflater voor zijn overlijden zelf het beheer voerde over zijn rekeningen en hij alleen al op die grond niet gehouden is tot het afleggen van rekening en verantwoording. Met betrekking tot de vermeende opnames van in totaal fl. 323.094,90 stelt [appellant] dat [geïntimeerde] niet aan haar stelplicht heeft voldaan nu zij slechts verwijst naar het door haar als productie 75 overgelegde overzicht.
95. Het hof overweegt als volgt. Een goede procesorde brengt met zich mede dat een grief en een toelichting op de grief zodanig moeten zijn geformuleerd dat het voor de wederpartij en de rechter duidelijk is waartegen de bezwaren zich richten. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Het verwijzen naar een productie is onvoldoende om vast te kunnen stellen of [geïntimeerde] in haar hoedanigheid van boedelgevolmachtigde jegens [appellant] een vordering heeft uit hoofde van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater.
Incidentele grief 3
96. In de toelichting op deze grief stelt [geïntimeerde]: “Met betrekking tot de betreffende posten wordt verwezen naar het gestelde onder principale grief 6 en de aldaar aangepaste tabel E.”
97. Het hof overweegt als volgt. De grief is voor het hof onbegrijpelijk. Een algemene verwijzing naar hetgeen eerder is betoogd is een onvoldoende toelichting. Deze wijze van procederen komt voor rekening en risico van [geïntimeerde]. Mede bezien de omvang van de gedingstukken mag van [geïntimeerde] worden verlangd dat zij duidelijk aangeeft wat haar bezwaren zijn. Dit geldt temeer nu [geïntimeerde] in haar memorie van antwoord onder 47 stelt, dat zij het niet eens is met de afwijzing van enkele posten en daarop nader zal terug komen in incidentele grief 3, waar zij vervolgens weer enkel terug verwijst naar het door haar gestelde onder haar verweer onder 47 in haar memorie. De in het vooruitzicht gestelde nadere toelichting ontbreekt daarmee en een procesdossier van deze omvang mag niet een zoekplaatje zijn voor de rechter.
Eigen kosten [geïntimeerde]
98. In de incidentele grief 4 stelt [geïntimeerde] dat de rechtbank ten onrechte niet het af te dragen saldo op een hoger bedrag heeft begroot dan € 347.257,87.
99. Voorts stelt zij dat zij zelf hoge kosten heeft moeten maken voor onderzoek. Deze kosten bedragen volgens haar € 60.269,06.
100. In een tabel stelt [geïntimeerde] dat het totale bedrag dat [appellant] moet betalen
€ 667.160,89 bedraagt.
101. Door [appellant] wordt gemotiveerd verweer gevoerd.
102. Het hof overweegt als volgt. Naar het oordeel van het hof heeft deze grief geen zelfstandige betekenis maar vormt deze grief een totaaltelling van hetgeen [geïntimeerde] meent te vorderen te hebben van [appellant]. De door [geïntimeerde] gemaakte kosten van
€ 60.269,06 worden door [appellant] gemotiveerd weersproken. Het hof is van oordeel dat er geen gronden zijn op grond waarvan [appellant] deze kosten aan [geïntimeerde] dient te voldoen. Indien en voor zover [geïntimeerde] in het kader van de beneficiaire afwikkeling van de nalatenschap van erflater kosten (van vereffening) heeft gemaakt, komen die als schulden van de nalatenschap ten laste van de nalatenschap. Indien en voor zover zij als boedelgevolmachtigde kosten heeft gemaakt, komen de in redelijkheid gemaakte kosten ten laste van alle boedelvolmachtgevers.
Incidentele grief 5
103. In punt 101 stelt [geïntimeerde] dat zij nog steeds niet over alle relevante bescheiden beschikt. [geïntimeerde] beschikt nog steeds niet over de relevante stukken ten aanzien van het internationale vermogen zoals dit o.a. werd beheerd door [N.V. C] Volgens [geïntimeerde] had de rechtbank naast de veroordeling tot betaling van het voorlopige saldo en de afgifte van de stukken na verdere rekening en verantwoording een definitief saldo moeten vaststellen en [appellant] moeten veroordelen tot betaling van dit saldo, te vermeerderen met de wettelijke rente volgens de wet.
104. Door [appellant] is gemotiveerd verweer gevoerd.
105. Het hof overweegt als volgt. Naar het oordeel van het hof is de rechtsoverweging 2.33 van de rechtbank rechtens niet relevant. Het staat partijen in beginsel vrij om te procederen. Nu de grief geen betekenis heeft laat het hof de grief verder onbesproken. Bovendien vraagt [geïntimeerde] afgifte van bescheiden die niet behoren tot de nalatenschap van erflater, maar papieren die behoren tot het vermogen van een derde.
Proceskosten en boedelafwikkeling na 32 jaar
106. Alle partijen dienen zich te realiseren dat het 32 jaar na het overlijden van erflater nagenoeg ondoenlijk is om een totaalbeeld te reconstrueren van erflaters vermogen. Waarschijnlijk zijn een groot aantal stichtingen en vennootschappen niet meer te achterhalen, laat staan het vermogen dat tot deze rechtspersonen heeft behoord en in hoeverre dat vermogen in wezen moet worden toegerekend aan de nalatenschap van erflater. Veel van de adviseurs van erflater zullen met pensioen zijn of zijn overleden. Bovendien is het een algemeen bekend gegeven dat beheerders van trustmaatschappijen aan hen onbekende derden geen medewerking verlenen. Dit is anders indien deze derden over een ‘letter of wishes’ beschikken van de oprichter van de trust (erflater), hetgeen het hof niet heeft kunnen vaststellen. Het vaststellen van mogelijke vermogensstromen van erflater naar mogelijke buitenlandse vennootschappen en het op grond daarvan ontlenen van vermogensrechtelijke aanspraken op die vennootschappen zal naar alle waarschijnlijkheid niet meer mogelijk zijn. Een onderzoek naar het vermogensverloop van erflater met en via deze vennootschappen, door een gespecialiseerd registeraccountant zal lang duren en zeer kostbaar zijn. Op basis van ervaringen van het hof moeten partijen dan denken aan bedragen tussen de € 150.000 en € 250.000. Een onderzoek dient zich uit te strekken over meerdere landen in en buiten Europa. En ook na het onderzoek is het uitermate onzeker of nog een juiste reconstructie kan worden gemaakt van het – klaarblijkelijk buiten het zicht van de fiscus gehouden - vermogen van erflater op het tijdstip van zijn overlijden.
107. De mist die erflater met de complexe constructie heeft opgetrokken, werkt een soepele afwikkeling van de boedel van erflater niet in de hand. De erfgenamen dienen zich dit te realiseren voor zover zij voornemens zijn nog meerdere procedures op te starten.
108. De problemen hadden mogelijk beperkt kunnen worden indien alle erfgenamen aan [naam huisnotaris](de huis notaris van erflater) hadden verzocht de nalatenschap af te wikkelen en na het overlijden van erflater – voor zover nodig - openheid van zaken ten behoeve van de aangifte voor het recht van successie hadden verlangd. Voor [naam huisnotaris] was er kennelijk geen aanleiding om het vermogen van de [naam Foundation] in de aangifte van het recht van successie mee te nemen. Ook [geïntimeerde] en de overige erfgenamen hebben 17 jaar stil gezeten na het overlijden van erflater. Zij zijn in actie gekomen nadat er in de familie een conflict is ontstaan. Als beneficiaire erfgenamen waren ook zij verplicht een boedelbeschrijving op te maken of te doen opmaken, waarin alle nalatenschapsgoederen en –schulden waren opgenomen. Aan deze verplichting hebben ook zij niet voldaan.
109. Het ontmantelen van een internationaal vennootschappelijke constructie met diverse deelnemingen op het niveau van verschillende landen vergt een grote specialistische kennis. Van de erfgenamen – ook van [appellant] – kan in redelijkheid niet worden verwacht dat zij over die kennis beschikken.
110. In plaats van verder te procederen doen partijen er verstandig aan – onder leiding van een financieel expert op het gebied van internationaal vennootschapsrecht - de zaken nog eens op een rij te zetten. Verder procederen mag, maar de uitkomst is onzeker. De negatieve nalatenschap van erflater, zoals verwoord in de aangifte voor het recht van successie, geeft eerder een aanwijzing dat er op de sterfdatum van erflater niet veel vermogen meer was. Degene die stelt dat bepaalde activa tot de nalatenschap behoren, dient dit ook te bewijzen indien het tegendeel door een andere deelgenoot wordt gesteld. Het hof realiseert zich dat het niet op de zaak mag vooruitlopen maar het leveren van bewijs zal in de onderhavige afwikkeling met betrekking tot de buitenlandse activiteiten van erflater zeer complex zijn.
111. Gezien het feit dat er sprake is van een familiale verhouding acht het hof het redelijk en billijk om de proceskosten te compenseren.
Bewijsaanbod
112. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen komt het hof niet toe aan het verstrekken van een bewijsopdracht.
Vernietiging
113. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen dienen de bestreden vonnissen te worden vernietigd.
3. Beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden vonnissen van 14 juli 2010 en 21 maart 2012 van de rechtbank Den Haag tussen de partijen gewezen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] te betalen de somma van € 1.182,75 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2003 tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
compenseert de kosten in het hoger beroep in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten daagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Stollenwerck en van der Zanden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2014 in aanwezigheid van de griffier.