Rb. Zeeland-West-Brabant, 21-06-2021, nr. 02-268185-20
ECLI:NL:RBZWB:2021:3066
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
21-06-2021
- Zaaknummer
02-268185-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2021:3066, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21‑06‑2021; (Op tegenspraak)
Uitspraak 21‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor bezit kinderporno tot een maximale taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden met een proeftijd van drie jaar. Overweging met betrekking tot de aard en ingrijpendheid van de bijzondere voorwaarden.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-268185-20
vonnis van de meervoudige kamer van 21 juni 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsvrouw mr. N.J.R.M. Elings, advocate te Breda.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juni 2021, waarbij de officier van justitie, mr. A.I.M.M. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het bezit van kinderporno.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de inhoud van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank het feit bewezen kan verklaren.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Gelet op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht de rechtbank overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierna bij de bewezenverklaring staat vermeld.
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen later, gelet op de bekennende proceshouding van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, in de eventueel op te maken aanvulling op dit vonnis, worden opgesomd en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 augustus 2019 te Breda afbeeldingen,
te weten foto’s en video’s en films, en gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een telefoon (Huawei P20 Pro, beslagnummer 552156) en een geheugenkaart (Samsung, beslagnummer 552172) en harde schijven (Sharkoon, beslagnummer 552216; Lacie, beslagnummer 552158; Diginote, beslagnummer 552179; Hitachi, beslagnummer 559724; Samsung, beslagnummer 559725) en een CD (merk onbekend, beslagnummer 558950) en solid state drives (SSD’s) (Samsung, beslagnummer 559726; Samsung, beslagnummer 560836; Toshiba, beslagnummer 560823; Samsung, beslagnummer 561665) en een laptop/tablet (Asus, beslagnummer 552214)van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit heeft gehad,welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:het met de/een penis en/of een voorwerp oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met een voorwerp oraal en/of vaginaal penetreren van het eigen lichaam door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt(o.a. [bestand] , p. 89 dossier; [bestand] , p. 89 dossier; [bestand] ,
p. 90 dossier)
enhet met de/een penis en/of de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een vinger/hand en/of een voorwerp betasten en/of aanraken van het eigen geslachtsdeel door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt(o.a. [bestand] , p. 89 dossier; [bestand] , p. 89 dossier)
en/ofhet geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto’s/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden,waarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(o.a. [bestand] , p. 88 dossier; [bestand] , p. 89 dossier)
en
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het gezicht en/of het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht en/of lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt waarbij op dat gezicht en/of lichaam een op sperma gelijkende substantie zichtbaar iswaarbij de afbeelding aldus telkens een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar met een proeftijd van twee jaar met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen. Voorts heeft zij aangevoerd dat een gevangenisstraf niet passend is voor verdachte, ook niet in voorwaardelijke zin, gelet op zijn persoon. Daarom heeft zij verzocht een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf van een of twee dagen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van een zeer grote hoeveelheid kinderporno. Met zijn handelen heeft verdachte de norm die strekt tot de bescherming van jeugdigen tegen seksueel misbruik in ernstige mate geschonden. Door het bezit van kinderpornografisch materiaal wordt de productie daarvan gestimuleerd en in stand gehouden. Voor de productie van kinderporno worden jonge kinderen ernstig seksueel misbruikt en uitgebuit. Ten gevolge hiervan lopen deze kinderen vaak psychische schade op die gedurende lange tijd diepe sporen nalaat. Dat verdachte hieraan, als consument, een bijdrage heeft geleverd, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Hij heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank tevens rekening met de enorme hoeveelheid foto’s en video’s die verdachte in bezit had, de leeftijd van de kinderen op de afbeeldingen en de aard van de handelingen waartoe de kinderen zijn gedwongen.
De rechtbank stelt vast dat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf eist in het geval van een veroordeling op grond van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. In beginsel acht de rechtbank een gevangenisstraf, mede gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, die voor het in bezit hebben van deze hoeveelheid kinderporno uitgaan van een gevangenisstraf, passend voor een delict als het onderhavige. De rechtbank houdt echter in grote mate rekening met de persoon van verdachte zoals naar voren komt uit het advies van de reclassering van 3 juni 2021. Hieruit blijkt dat verdachte verstandelijk beperkt is en (mogelijk) behept met pedofiele neigingen. Een verdiepingsonderzoek gericht op zedenproblematiek kon niet worden uitgevoerd, omdat sprake is van een zogenaamd “hands-off delict”. Verdachte is inmiddels wel goed ingebed in de hulpverlening, een behandeling (bij Amarant) is gestart en hij lijkt baat te hebben bij de stabiele, gestructureerde en duidelijke omgeving waarin hij nu verkeert. Volgens de reclassering is op dit moment en onder deze omstandigheden sprake van een laag tot gemiddeld recidiverisico. Desondanks maakt de reclassering zich, vanwege de beperkte leerbaarheid en haalbaarheid van gedragsverandering bij verdachte, zorgen over een eventuele terugval in delictgedrag, mede vanwege de bij verdachte nog immer aanwezige seksuele drift. Gelet daarop acht de reclassering het noodzakelijk dat aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zodat verdachte gedurende langere tijd (verplicht) wordt gemonitord en zich ervan bewust blijft dat zijn gedrag grensoverschrijdend en strafbaar is. De reclassering ziet de verstandelijk beperkte vermogens van verdachte als zwaarwegende negatieve indicatie voor het opleggen van een gevangenisstraf. Verdachte is volgens de reclassering meer gebaat bij een passende behandeling.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte tevens rekening met de open en eerlijke proceshouding van verdachte. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting een volledig bekennende verklaring afgelegd en aangegeven de ernst van zijn handelen in te zien. Ook heeft hij meegewerkt aan de reeds opgestarte hulpverlening en behandeling bij Amarant en heeft hij zich bereid verklaard zich te blijven laten begeleiden en behandelen voor de bij hem spelende problematiek. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte blijkens zijn strafblad buiten het onderhavige feit niet eerder met politie en justitie in aanraking kwam. De rechtbank is overtuigd van de intrinsieke motivatie van verdachte om zich te laten behandelen voor zijn problematiek en om zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten. Gelet op het advies van de reclassering en hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank daarom aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De ernst van de feiten rechtvaardigt wel de oplegging van een taakstraf voor de maximale duur.
De rechtbank maakt zich, met de reclassering, zorgen over, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, de nog altijd aanwezige “prikkel” bij verdachte. Hieruit begrijpt de rechtbank dat verdachte nog altijd een grensoverschrijdend (seksueel) verlangen naar minderjarigen heeft of kan hebben. Hoewel strikt genomen is bewezenverklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van kinderporno op één pleegdatum, blijkt bovendien uit het dossier en uit wat ter zitting met verdachte is besproken, dat verdachte zich langere tijd heeft bezig gehouden met het verzamelen van kinderporno. De rechtbank acht het noodzakelijk, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en vanuit preventie doeleinden, om een voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. Hiermee wordt een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk gemaakt en tevens kan verdachte in het kader van een voorwaardelijke straf worden behandeld. De rechtbank ziet gelet op de ernst van het feit en de mate van zorg, zoals hiervoor is uiteengezet, geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Het verzoek van de raadsvrouw om te volstaan met een deels voorwaardelijke taakstraf wijst zij dan ook af. Naar het oordeel van de rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf bovendien een meer afschrikwekkende werking op verdachte en zal dit naar verwachting een groter effect hebben om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet, mede in het feit dat verdachte zich jarenlang met het verzamelen van kinderporno heeft bezig gehouden, en de verwachting dat verdachte aangewezen zal zijn op een langdurende behandeling, aanleiding om een langere proeftijd aan verdachte op te leggen dan door de officier van justitie geëist. Zij zal een proeftijd van drie jaren bepalen voor de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden – kortgezegd – het ondergaan van een ambulante behandeling, een meldplicht bij de reclassering, een verbod op bepaalde werkzaamheden en het vermijden van kinderporno. Over deze laatste bijzondere voorwaarde, en de controle daarop, overweegt de rechtbank het volgende.
De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd om te bepalen dat het toezicht op deze bijzondere voorwaarde onder andere kan bestaan uit controles van computers en andere apparatuur, en dat verdachte meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. De rechtbank is van oordeel dat de controle van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers in potentie een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker daarvan betekent. Onder meer het arrest van de Hoge Raad van 7 juli 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1215) geeft er blijk van dat de rechter zich daarvan rekenschap moet geven.
Dat betekent in dit geval dat de rechtbank bij het opleggen van de gedragsvoorwaarde op de voet van artikel 14c, lid 2, onder 14 Sr, zoveel mogelijk moet voorkomen dat het toezicht wordt uitgeoefend op een wijze die op voorhand als strijdig met een grondrecht of andere belangrijke rechtsbeginselen is, zoals het beginsel dat niemand gehouden is tegen zichzelf bewijs te leveren of aan zijn eigen veroordeling mee te werken.
In dat kader acht de rechtbank het verbinden van een drietal beperkingen aan het uit te oefenen toezicht noodzakelijk. Dat betreft de maximale hoeveelheid en de frequentie van controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers, de wijze waarop kennis wordt genomen van aangetroffen gegevens, en het niet door een opsporingsambtenaar mogen uitvoeren van deze controles. Dit laatste vloeit voort uit het oordeel van de Hoge Raad dat een gedragsvoorschrift niet geacht kan worden gedrag van de verdachte te omvatten dat in feite overeenkomt met het meewerken aan door de politie uit te oefenen veelomvattende en ingrijpende dwangmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is om de maximale hoeveelheid en de frequentie van controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers te beperken ter voorkoming van een te ingrijpende inbreuk op het privéleven van de verdachte, maar beoogt met de hierna weer te geven modaliteit te bereiken dat vrijheid wordt gegeven aan de reclassering en/of de betrokken zorgverlener, om te voorkomen dat de verdachte zijn gedrag kan aanpassen aan het aantal en de frequentie van deze controles.
Het voorgaande leidt tot het volgende.
Het toezicht op de hierna onder 4 vermelde voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers. Verdachte dient daaraan mee te werken tijdens een huisbezoek. Deze controles mogen gedurende de proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren, maximaal 6 keer worden uitgevoerd. Tot slot bepaalt de rechtbank dat ten behoeve van deze controle een deskundige (niet zijnde een opsporingsambtenaar) de reclassering en/of de betrokken zorgverlener (technische) ondersteuning mag bieden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met een proeftijd van drie jaar passend en noodzakelijk is.
7. De wettelijke voorschriften
8. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat verdachte (of een begeleider van Amarant namens verdachte) zich uiterlijk binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland, locatie Breda en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
2. dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
3. dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal (blijven) stellen van Amarant of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, teneinde zich te laten behandelen. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van die behandeling;
4. dat verdachte gedurende de proeftijd zich zal onthouden van op welke wijze dan ook
- seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventies door of namens de reclassering of voornoemde zorgverlener aan verdachte zullen worden gegeven en waarbij verdachte medewerking verleent aan het toezicht hierop;
5. dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – hobbymatig of anderszins – zich bezighoudt met fotografie van minderjarigen;
6. dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Het toezicht op de onder 4 vermelde voorwaarde vindt plaats door de reclassering en/of de betrokken zorgverlener en kan onder andere bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers; de verdachte werkt daaraan mee tijdens een huisbezoek; deze controles mogen gedurende de proeftijd van 3 jaren maximaal 6 keer worden uitgevoerd. Ten behoeve van deze controle mag een deskundige (niet zijnde een opsporingsambtenaar) de reclassering en/of een betrokken zorgverlener (technische) ondersteuning bieden;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Diepenhorst, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. M.A.E. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 juni 2021.