AB 2024/104
Overschrijding redelijke termijn in een fiscale kwestie. Voor vaststelling proceskostenveroordeling geldt voortaan inderdaad wegingsfactor 0,25.
HR 15-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:391, m.nt. R. Stijnen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 maart 2024
- Magistraten
Mrs. M.E. van Hilten, E.N. Punt, M.A. Fierstra, E.F. Faase, P.A.G.M. Cools
- Zaaknummer
21/00521
- Noot
R. Stijnen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS950148:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Proceskostenvergoeding
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑03‑2024
ECLI:NL:HR:2024:391, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑03‑2024
ECLI:NL:PHR:2021:903, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 30‑09‑2021
- Wetingang
Essentie
Overschrijding redelijke termijn in een fiscale kwestie. Voor vaststelling proceskostenveroordeling geldt voortaan inderdaad wegingsfactor 0,25.
Samenvatting
Het beroep in cassatie wordt ongegrond verklaard. In de omstandigheid dat aan belanghebbende een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de cassatieprocedure wordt toegekend, vindt de Hoge Raad niettemin aanleiding om de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) te veroordelen in de kosten van het geding in cassatie.
Bij de berekening van de vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand neemt de Hoge Raad tot uitgangspunt dat i) een verzoek om schadevergoeding een proceshandeling is waaraan 1 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.