Einde inhoudsopgave
Regeling fosfaatreductieplan 2017
Artikel 6 (solidariteits-geldsom)
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2017
- Bronpublicatie:
30-05-2017, Stcrt. 2017, 31051 (uitgifte: 31-05-2017, regelingnummer: WJZ/17079566)
- Inwerkingtreding
01-06-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2017, Stcrt. 2017, 31051 (uitgifte: 31-05-2017, regelingnummer: WJZ/17079566)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
1.
De minister legt de houder over elk van de perioden 1, 2, 3, 4 en 5 de verplichting tot betaling van een solidariteits-geldsom in euro’s op.
2.
De hoogte van de geldsom, bedoeld in het eerste lid, komt voor elk van de perioden 2, 3, 4 en 5 overeen met de hoogste uitkomst van de volgende vermenigvuldigingen:
- a.
(het gemiddeld aantal runderen in juni, augustus, oktober onderscheidenlijk december van die perioden verminderd met het referentieaantal) vermenigvuldigd met 112;
- b.
(het gemiddeld aantal runderen in juni, augustus, oktober onderscheidenlijk december van die perioden dat ten minste eenmaal heeft gekalfd vermeerderd met de uitkomst van de vermenigvuldiging van het jongveegetal met dat aantal runderen en vervolgens verminderd met het referentieaantal) vermenigvuldigd met 112.
3.
De minister legt de houder, bedoeld in het eerste lid, de verplichting tot betaling van een geldsom op over periode 1, waarbij de hoogte van de geldsom overeenkomt met de uitkomst van de volgende vermenigvuldiging:
(het gemiddeld aantal runderen in april van periode 2 verminderd met het referentieaantal) vermenigvuldigd met 112.
4.
In zoverre in afwijking van het tweede lid wordt de hoogte van de geldsom, bedoeld in het eerste lid, voor periode 2, 3, 4 of 5 uitsluitend berekend op grond van het tweede lid, aanhef en onderdeel a, mits in het geval bij afvoer op of na 1 juni in periode 2, of in de desbetreffende periode 3, 4 of 5, van runderen ouder dan 35 dagen die niet hebben gekalfd, deze door de houder uitsluitend zijn afgevoerd voor slacht, export of in verband met sterfte.
5.
De solidariteits-geldsom, bedoeld in het eerste lid, is voor periode 1 niet verschuldigd indien in de maand april van periode 1:
- a.
op grond van artikel 4 een geldsom is verschuldigd, of
- b.
het gemiddeld aantal runderen gelijk is of lager dan het referentieaantal.
6.
De solidariteits-geldsom, bedoeld in het eerste lid, is voor periode 2, 3, 4 onderscheidenlijk 5 niet verschuldigd indien in juni, augustus, oktober onderscheidenlijk december van die perioden:
- a.
op grond van artikel 4 een geldsom is verschuldigd, of
- b.
het gemiddeld aantal runderen gelijk is of lager dan het referentieaantal, en tevens het aantal runderen dat wordt berekend door het gemiddeld aantal runderen in de desbetreffende maand dat ten minste eenmaal heeft gekalfd te vermeerderen met de uitkomst van de vermenigvuldiging van het jongveegetal met dat aantal runderen, niet hoger is dan het referentieaantal.
7.
In zoverre in afwijking van het zesde lid is de solidariteits-geldsom, bedoeld in het eerste lid, voor periode 2, 3, 4 onderscheidenlijk 5 niet verschuldigd, indien in juni, augustus, oktober onderscheidenlijk december van de perioden 2, 3, 4 of 5:
- a.
op grond van artikel 4 een geldsom is verschuldigd, of
- b.
het gemiddeld aantal runderen gelijk of lager is dan het referentieaantal, mits, in het geval van afvoer op of na 1 juni in periode 2 of in de desbetreffende periode 3, 4 of 5 van runderen ouder dan 35 dagen die niet hebben gekalfd, deze door de houder uitsluitend zijn afgevoerd voor slacht, export of in verband met sterfte.
8.
Zodra na toepassing van het vierde lid in een periode runderen ouder dan 35 dagen die niet hebben gekalfd worden afgevoerd anders dan voor slacht, export of in verband met sterfte, is dat lid, alsmede het zevende lid, op de houder voor de toepassing van dit artikel niet van toepassing voor die periode en de eventuele daarna nog volgende periode of perioden.