NJ 2010/393
Rechter mag bij strafoplegging zonder meer rekening houden met nieuwe v.i.-regels.
HR 23-03-2010, ECLI:NL:HR:2010:BK9252, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 maart 2010
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. de Savornin Lohman, J.W. Ilsink
- Zaaknummer
08/04637
- Conclusie
A-G Vellinga
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
BK9252
- JCDI
JCDI:ADS161209:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BK9252, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑03‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BK9252, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑01‑2010
- Wetingang
Sv art. 359 lid 5 en lid 6; Sr art. 15a en art. 15d
Essentie
OM-cassatie. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat de rechter bij de strafoplegging rekening houdt met de manier waarop de op te leggen straf zal worden ten uitvoer gelegd, de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling daaronder begrepen. Anderzijds schrijft geen rechtsregel de rechter voor daarmee wel rekening te houden. De keuze van factoren die voor de strafoplegging van belang zijn te achten, is immers voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt, terwijl die keuze geen motivering behoeft.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof te Arnhem van 1 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.