Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit
Artikel 13.1 (toedeling handhavingstaak aan een ander bestuursorgaan dan het college van burgemeester en wethouders)
Geldend
Geldend vanaf 07-05-2024
- Bronpublicatie:
26-04-2024, Stb. 2024, 122 (uitgifte: 06-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-04-2024, Stb. 2024, 122 (uitgifte: 06-05-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
De bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 18.1 van de wet, berust in de volgende gevallen niet bij het college van burgemeester en wethouders, maar bij het hierna genoemde bestuursorgaan:
- a.
het dagelijks bestuur van het waterschap: bij een door hem vastgesteld peilbesluit als bedoeld in artikel 2.41, eerste lid, van de wet;
- b.
gedeputeerde staten:
- 1°
bij een zwemverbod als bedoeld in artikel 2.38 van de wet;
- 2°
bij een door hen ingestelde toegangsbeperking tot een Natura 2000-gebied of een bijzonder nationaal natuurgebied als bedoeld in artikel 2.45 van de wet;
- 3°
bij een bij omgevingsverordening gestelde verplichting tot monitoring als bedoeld in artikel 20.1 van de wet of gegevensverzameling als bedoeld in artikel 20.6 van de wet, voor zover niet gericht tot een bestuursorgaan; en
- 4°
bij de verplichting tot het treffen van maatregelen, gericht op het voldoen aan een geluidproductieplafond als omgevingswaarde, bedoeld in artikel 3.45, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, en, voor zover toepassing is gegeven aan artikel 2.12a van de wet, artikel 3.45, tweede lid, aanhef onder a, van dat besluit;
- c.
de commissaris van de Koning: bij een tijdelijke regel als bedoeld in artikel 19.12, eerste lid, van de wet;
- d.
Onze Minister voor Klimaat en Energie: bij de verplichting tot het openbaar maken van de gegevens, bedoeld in paragraaf 5.4.1a van het Besluit activiteiten leefomgeving;
- e.
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat:
- 1°
bij een toegangsverbod als bedoeld in artikel 2.40, eerste lid, van de wet;
- 2°
bij een peilbesluit als bedoeld in artikel 2.41, tweede lid, van de wet;
- 3°
bij een activiteit die geheel of in hoofdzaak plaatsvindt in de territoriale zee, voor zover gelegen buiten het provinciaal en gemeentelijk ingedeelde gebied, of die geheel of in hoofdzaak plaatsvindt in de exclusieve economische zone;
- 4°
bij de zorgplicht voor de akoestische kwaliteit van op grond van artikel 2.15, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de wet bij ministeriële regeling aangewezen rijkswegen en hoofdspoorwegen, bedoeld in artikel 3.29 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
- 5°
bij de verplichting tot het treffen van maatregelen, gericht op het voldoen aan een geluidproductieplafond als omgevingswaarde, bedoeld in artikel 3.45, eerste lid, aanhef en onder c en d, van het Besluit kwaliteit leefomgeving; en
- 6°
bij een milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 3.48m, 3.48o of 3.48r van het Besluit activiteiten leefomgeving, voor zover het gaat om het in opdracht op of in de landbodem toepassen van bouwstoffen, grond of baggerspecie;
- f.
Onze Minister van Financiën: bij het onthouden van toestemming tot vertrek van een vaartuig of luchtvaartuig uit Nederland als bedoeld in artikel 18.8 van de wet;
- g.
Onze Minister voor Natuur en Stikstof:
- 1°
bij een door hem ingestelde toegangsbeperking tot een Natura 2000-gebied of een bijzonder nationaal natuurgebied als bedoeld in artikel 2.45 van de wet; en
- 2°
bij het verbod tot het verrichten van activiteiten binnen de afpalingskring van een eendenkooi, bedoeld in artikel 8.5 van de wet;
- h.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: bij een verplichting in verband met een archeologische toevalsvondst van algemeen belang opgelegd krachtens de artikelen 19.8, tweede of derde lid, en 19.9 van de wet, in verbinding met artikel 19.3, tweede lid, of 19.4, eerste en tweede lid, van de wet; en
- i.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: bij een regel over het energielabel, gesteld in afdeling 6.4 van het Besluit bouwwerken leefomgeving of bij ministeriële regeling.
2.
De bestuursrechtelijke handhavingstaak, bedoeld in artikel 18.1 van de wet, berust in de volgende gevallen evenmin bij het college van burgemeester en wethouders, maar bij het hierna aangegeven bestuursorgaan, voor zover dat een ander bestuursorgaan is dan het college van burgemeester en wethouders:
- a.
het bestuursorgaan dat op grond van paragraaf 2.4.1 van de wet bevoegdheden of taken toebedeeld heeft gekregen met betrekking tot een specifiek aspect van de fysieke leefomgeving: bij een activiteit die in strijd is met de zorgplicht, bedoeld in de artikelen 1.6 en 1.7 van de wet, of met het verbod, bedoeld in artikel 1.7a van de wet, voor zover het gaat om het specifieke aspect van de fysieke leefomgeving;
- b.
het dagelijks bestuur van een ander openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2.41, eerste lid, van de wet: bij een door hem vastgesteld peilbesluit als bedoeld in dat artikellid;
- c.
het bestuursorgaan dat een projectbesluit heeft vastgesteld: bij een projectbesluit, voor zover dat besluit geldt als:
- 1°
een maatwerkvoorschrift op grond van regels als bedoeld in artikel 4.3 van de wet; of
- 2°
een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 15 van de Wegenverkeerswet 1994, voor zover het gaat om de uitvoering van het projectbesluit;
- d.
het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 19.2, eerste lid, van de wet: bij een verplichting in verband met een ongewoon voorval opgelegd krachtens artikel 19.3, tweede lid, of 19.4, eerste en tweede lid, van de wet;
- e.
het bevoegd gezag, bedoeld in afdeling 2.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving: bij een in hoofdstuk 4 of 5 van dat besluit gestelde verplichting tot monitoring als bedoeld in artikel 20.1 van de wet of gegevensverzameling als bedoeld in artikel 20.6 van de wet, voor zover niet gericht tot een bestuursorgaan;
- f.
het bestuursorgaan waaraan op grond van afdeling 10.8 gegevens worden verstrekt: bij een in die afdeling gestelde verplichting tot gegevensverstrekking als bedoeld in artikel 20.6 van de wet, voor zover niet gericht tot een bestuursorgaan; en
- g.
het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van een experiment als bedoeld in artikel 23.3, eerste lid, van de wet: bij een aanwijzing tot het treffen van een maatregel als bedoeld in artikel 23.3, zesde lid, van de wet.