NJ 2021/6
Afwijzing aanhoudingsverzoek. Niet onbegrijpelijk oordeel dat niet concreet de omstandigheid is aangevoerd die ten grondslag ligt aan het verzoek om aanhouding.
HR 01-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1894
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 december 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.L.J. van Strien, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
19/02779
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS249116:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1894, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:1147, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑10‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑03‑2020
- Wetingang
Essentie
Afwijzing aanhoudingsverzoek. Niet onbegrijpelijk oordeel dat niet concreet de omstandigheid is aangevoerd die ten grondslag ligt aan het verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting dat namens de verdachte, die weet van de zitting, is gedaan.
Samenvatting
De HR herhaalt eerdere overwegingen over een verzoek tot aanhouding, onder meer dat verdachte of de raadsman concreet de omstandigheid moet aanvoeren die aan het verzoek tot aanhouding ten grondslag ligt. Indien zo’n omstandigheid niet wordt aangevoerd mag het verzoek om die reden worden afgewezen. Het hof heeft, nadat de raadsvrouw om aanhouding had verzocht omdat verdachte 'graag zelf zijn ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.