Einde inhoudsopgave
Wet op de loonbelasting 1964
Artikel 34 [Uitbreiding heffing loonbelasting]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2009
- Bronpublicatie:
18-12-2008, Stb. 2008, 565 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken: 31704)
- Inwerkingtreding
01-01-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-2008, Stb. 2008, 565 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken: 31704)
- Vakgebied(en)
Loonbelasting / Algemeen
1
Ter vergemakkelijking van de heffing van de inkomstenbelasting kunnen bij algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld ingevolge welke de loonbelasting mede wordt geheven van natuurlijke personen die:
- a.
termijnen van lijfrente of andere periodieke uitkeringen of verstrekkingen genieten;
- b.
uitkeringen genieten ter vervanging van gederfde of te derven periodieke uitkeringen of verstrekkingen;
- c.
een afkoopsom genieten ter zake van een afkoop als bedoeld in artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
2
Met betrekking tot bedragen ter zake van een afkoop als bedoeld in artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bedraagt in afwijking van hoofdstuk III de belasting 52% van deze bedragen. Indien de belasting ingevolge artikel 27b, eerste lid, in één bedrag met de premie voor de volksverzekeringen wordt geheven, wordt in afwijking in zoverre van de eerste volzin het bedrag van de verschuldigde belasting tezamen met het bedrag van de verschuldigde premie voor de volksverzekeringen gesteld op 52% van de bedoelde bedragen.