HR, 07-12-2012, nr. 12/02062
ECLI:NL:HR:2012:BY5288
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
07-12-2012
- Zaaknummer
12/02062
- LJN
BY5288
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑12‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BY5288, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑12‑2012; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2012:BW1104, Bekrachtiging/bevestiging
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2012:BW1104, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
V-N 2012/62.5 met annotatie van Redactie
BNB 2013/33 met annotatie van E.J.W. Heithuis
FED 2013/13 met annotatie van J.J. VETTER
NTFR 2014/248
NTFR 2013/45 met annotatie van mr. R.W.J. Kerckhoffs
Beroepschrift 07‑12‑2012
Edelachtbaar college,
Deze brief is een aanvulling van de cassatie met dagtekening 16 april 2012 tegen de uitspraak van het gerechtshof met dagtekening 9 maart 2012. Het betreft de personen X en X-Y.
Wij stellen het beroep in cassatie in op grond van de volgende 3 middelen.
Middel 1)
Middel 1 ziet op punt 4.3 van de uitspraak op de hoger beroepen van X en X-Y. Het Hof oordeelt dat geen uitstel van betaling verleend kan worden, omdat een derde deel van de koopsom aan belanghebbende is voldaan door storting van dit bedrag op een derderekening van de notaris. Met dit punt zijn wij het niet eens. Het klopt dat €131.575 gestort is op een derderekening van de notaris, maar dit bedrag was door een samenstel van rechtshandelingen niet bestemd voor belanghebbenden, maar voor hun 2 andere kinderen. De aanslagen zijn uiteindelijk betaald van dit geld, terwijl dit geld helemaal niet bestemd was voor belanghebbenden. Belanghebbenden beschikten dus eigenlijk niet over de middelen om de verschuldigde belasting te voldoen. Hierdoor zou dus alsnog uitstel van betaling verleend moeten worden aan belanghebbenden en zou het betaalde belastingbedrag teruggestort moeten worden.
Middel 2)
Middel 2 ziet op punt 4.5 van de uitspraak op de hoger beroepen van X en X-Y. Het Hof is van oordeel dat, nu belanghebbenden de belastingaanslagen hebben betaald, de belastingschulden zijn tenietgegaan zodat de vraag, of voor de belastingaanslagen uitstel van betaling kan worden verleend, niet relevant meer is.
Het is zo dat de Belastingdienst het betaalde bedrag terug kan storten, zodat er alsnog uitstel van betaling verleend kan worden. Het feit dat de aanslagen al betaald zijn en dat de belastingschulden daardoor tenietgegaan zijn is dus geen reden om geen uitstel van betaling te verlenen.
Middel 3)
Middel 3 ziet op punt 4.7 van de uitspraak op de hoger beroepen van X en X-Y. Het Hof heeft de hoger beroepen ongegrond verklaard. Het Hof zegt dat belanghebbenden niet gecompenseerd kunnen worden voor het renteverlies, omdat de Invorderingswet 1990 niet voorziet in de mogelijkheid tot vergoeding van het mogelijke rentenadeel dat een belastingschuldige lijdt indien deze belastingschuldige een hem opgelegde aanslag onmiddellijk betaalt, in plaats van de daartoe bestemde gelden eerst elders te beleggen.
Op dit punt zijn wij het niet eens. Belanghebbenden kunnen wel degelijk gecompenseerd worden voor het renteverlies, mits ze uitstel van betaling verkrijgen op grond van artikel 25, lid 9, Invorderingswet 1990.
Uitspraak 07‑12‑2012
Inhoudsindicatie
Artikel 25, lid 9, Iw 1990. Geen uitstel van betaling bij gedeeltelijke betaling van de overdrachtsprijs.
Partij(en)
7 december 2012
Nr. 12/02062
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X en X-Y te Z (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 9 maart 2012, nrs. 11/00356 en 11/00380, betreffende op de voet van artikel 25, lid 9, van de Invorderingswet 1990 gegeven beschikkingen inzake uitstel van betaling.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij voor bezwaar vatbare beschikkingen heeft de Ontvanger de verzoeken van belanghebbenden om toepassing van de uitstelfaciliteit van artikel 25, lid 9, van de Invorderingswet 1990 afgewezen, welke beschikkingen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Ontvanger zijn gehandhaafd.
De Rechtbank te Breda (nrs. AWB 10/3500 en AWB 10/3501) heeft de tegen die uitspraken ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbenden hebben tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraken van de Rechtbank bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1.
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1.
Belanghebbenden hebben op 18 december 2008 ieder 50 percent van de aandelen van A B.V. overgedragen aan hun zoon B (hierna: de zoon) voor een koopsom van € 394.725. De zoon heeft van de koopsom een bedrag van € 131.575 voldaan door storting op een derdenrekening van een notaris. Verder is van de koopsom een gedeelte groot € 131.575 schuldig gebleven en is een even groot gedeelte door belanghebbenden aan de zoon geschonken. Belanghebbenden waren van plan om het op de derdenrekening gestorte bedrag te schenken aan hun andere kinderen.
3.1.2.
Bij brief van 22 februari 2010 hebben belanghebbenden met een beroep op artikel 25, lid 9, Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) verzocht om uitstel van betaling voor de aan hen opgelegde aanslagen inkomstenbelasting voor het jaar 2008. De Ontvanger heeft de verzoeken van belanghebbenden bij beschikkingen van 1 april 2010 afgewezen.
3.2.
Voor het Hof was in geschil of de uitstelfaciliteit van artikel 25, lid 9, IW 1990 terecht is geweigerd.
3.3.
Het Hof heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Het heeft daartoe onder meer overwogen dat alleen uitstel van betaling wordt verleend indien de overdragende belastingplichtige ter zake van de vervreemding van de aandelen of winstbewijzen niet aanstonds de middelen ontvangt om de verschuldigde belasting te voldoen of deze middelen in het geheel niet zal ontvangen.
3.4.1.
Het eerste middel richt zich tegen dit oordeel.
3.4.2.
Op grond van artikel 25, lid 9, IW 1990 wordt onder bepaalde voorwaarden voor ten hoogste tien jaar uitstel van betaling verleend voor belastingaanslagen, voor zover in die aanslagen inkomstenbelasting is begrepen ter zake van de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen. Een voorwaarde voor toepassing van deze regeling is dat de overdrachtsprijs schuldig is gebleven of de aandelen of winstbewijzen zijn geschonken. Anders dan het achttiende lid van artikel 25 IW 1990, kent het negende lid van dit artikel geen regeling op grond waarvan gedeeltelijk uitstel van betaling kan worden verleend indien de overdrachtsprijs gedeeltelijk schuldig is gebleven.
3.4.3.
Gelet op de hiervoor in 3.1.1 genoemde omstandigheden wordt in dit geval niet voldaan aan de hiervoor in 3.4.2 bedoelde voorwaarde. De zoon heeft immers een derde gedeelte van de koopsom voldaan. Het eerste middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
3.4.4.
De overige middelen kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren R.J. Koopman en G. de Groot, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2012.