Rb. Noord-Holland, 11-04-2014, nr. AWB-13, 1069
ECLI:NL:RBNHO:2014:3139
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
11-04-2014
- Zaaknummer
AWB-13_1069
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2014:3139, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 11‑04‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2015:1412, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Verweerder is in bezit van stukken op basis waarvan hij concludeert dat eiser houder is van een buitenlandse bankrekening, waarvan geen melding is gemaakt in zijn aangifte inkomstenbelasting. Eiser heeft de hierover gestelde vragen niet beantwoord. Gelet op de inhoud van genoemde stukken is het vermoeden gerechtvaardigd dat de door verweerder gevraagde gegevens en inlichtingen van belang zijn voor de bepaling van de hoogte van de op te leggen belastingaanslagen en heeft eiser de plicht de gevraagde informatie te verstrekken. Eiser heeft hieraan niet voldaan. Verweerder heeft terecht een informatiebeschikking genomen.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/1069
Uitspraakdatum: 11 april 2014
Uitspraak van de meervoudige kamer in het geding tussen
[x] te [z], eiser,
gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Verweerder heeft met dagtekening 21 november 2012 op naam van eiser een informatiebeschikking in de zin van artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (tekst vanaf 1 juli 2011, hierna: Awr) genomen met betrekking tot op te leggen (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv) over de jaren 2000 tot en met 2010.
1.2.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 februari 2013 het bezwaar daartegen afgewezen.
1.3.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2014. De gemachtigde is ter zitting verschenen. Namens verweerder zijn verschenen mr. T.V. van der Veen, bijgestaan door een collega. De zaak is ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken met betrekking tot aan eiser over een aantal jaren opgelegde (navorderings)aanslagen en met zaken met betrekking tot een ten name van de echtgenote van eiser genomen identieke beschikking en aan haar opgelegde (navorderings)aanslagen.
2. Tussen partijen vaststaande feiten
2.1.
Eiser, geboren in [jaartal], is op [datum] gehuwd met [A], geboren in [jaartal]. Eiser woonde voordien samen met [A].
2.2.
Tot de stukken behoren:
- afdrukken van microfiches, afkomstig van [bank] met de vermelding:
"[rekeningnummer] (...) VUE [x] OU MADAME [A] - [nummer 3]
[rekeningnummer] (...) TER [x] OU MADAME [A] [nummer 4]";
- een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 21 november 2001 van een medewerker van de Belastingdienst FIOD-ECD met de volgende passages:
“1. Op de afdruk van de microfiche van de [bank] komt onder meer voor: [x] OU MADAME [A];
2. Uit de match van het cliëntenbestand [bank] met het BVR-bestand komt als enige hit naar voren:
Hr. [x], sofinr.[nummer 1], op [datum] gehuwd met [A], sofinr. [nummer 2];
3. Uit de match van het cliëntenbestand [bank], inclusief sofinummer, met het RDW-bestand komt de volgende hit naar voren:
[x].”
- een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 29 oktober 2002 van twee medewerkers van de Belastingdienst FIOD-ECD waarbij deze (onder meer) verklaren dat eiser op 10 oktober 2002 (als verdachte en na het tonen van een microfiche) heeft verklaard nooit een bankrekening te hebben gehad bij de [bank];
- een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 27 februari 2003 van een medewerker van de Belastingdienst waarin onder meer is verklaard dat de raadsman van eiser telefonisch had gemeld dat zijn cliënt "inmiddels tot een hoger inzicht was gekomen en dat er blijkbaar door hem wel een rekening in [Q] is aangehouden"; dat de raadsman de door eiser opgevraagde stukken na ontvangst ter beschikking zou stellen aan de FIOD; en dat deze stukken niet bij de FIOD zijn ontvangen.
2.3.
Uit het zogenoemde Rekeningenproject is naar voren gekomen dat de genoemde microfiches betrekking hebben op bij [bank] aangehouden saldi per eind januari 1994.
2.4.
Eiser noch zijn echtgenote heeft in enige aangifte ib/pvv melding gemaakt van enig tegoed bij [bank].
2.5.
Verweerder heeft over eerdere jaren dan 2009 ib/pvv geheven terzake van inkomsten uit een bankrekening bij [bank]. Eiser betwist de juistheid van de in verband hiermee opgelegde (navorderings)aanslagen.
2.6.
Op 5 oktober 2012 heeft verweerder met betrekking tot de belastingjaren 2009 en 2010 vragen gesteld aan eiser en zijn echtgenote met een afschrift aan de gemachtigde. Op 30 oktober 2012 heeft verweerder een herinneringsbrief verstuurd. Eiser heeft niet op deze brieven geantwoord.
In aansluiting hierop heeft verweerder de in geschil zijnde beschikking genomen met herhaling van de gestelde vragen.
3. Geschil
In geschil is of de informatiebeschikking terecht is genomen.
Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en van de beschikking.
Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1.
Op grond van artikel 47, eerste lid, Awr is ieder gehouden desgevraagd aan de inspecteur gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 52a Awr kan de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking vaststellen dat niet of niet volledig aan de verplichtingen van artikel 47 Awr is voldaan. Bij een eventueel bezwaar tegen een belastingaanslag wordt deze op grond van artikel 25, derde lid, Awr gehandhaafd als de daarop betrekking hebbende informatiebeschikking onherroepelijk is geworden, tenzij zou zijn gebleken dat en in hoeverre de aanslag onjuist is.
4.2.
De rechtbank merkt, alvorens in te gaan op hetgeen partijen hebben aangevoerd, op dat op de informatiebeschikking is vermeld dat de aan eiser gevraagde informatie van belang is “voor eventuele (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting 2000 t/m 2010”. Nu verweerder voorafgaande aan het nemen van deze informatiebeschikking op grond van artikel 47 gegevens en inlichtingen heeft verzocht in het kader van het opleggen van de aanslagen over 2009 en 2010, concludeert de rechtbank (met partijen) dat de informatiebeschikking enkel op deze twee jaren betrekking heeft.
4.3.
De rechtbank is op basis van de afdruk van het microfiche en de ambtsedige verklaringen als genoemd in 2.2, van oordeel dat vaststaat dat eiser dan wel zijn echtgenote in 1994 gerechtigd waren tot een bankrekening bij [bank] tot (minimaal) het genoemde saldo van ruim f 745.000.
Naar het oordeel van de rechtbank is het vermoeden gerechtvaardigd dat de door verweerder gevraagde gegevens en inlichtingen van belang zijn voor de bepaling van de hoogte van de op te leggen aanslagen ib/pvv over 2009 en 2010. Onder deze omstandigheden rust op eiser de verplichting de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken en kan hij niet volstaan met de ontkenning dat hij rekeninghouder is (geweest). Eiser heeft niet aan deze verplichting voldaan en zal daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
4.4.
Het is aan verweerder te bezien of hij aan de hand van de al dan niet nader van eiser verkregen informatie de aanslagen over 2009 en 2010 zal opleggen in afwijking van de aangiften en om in de eventuele bezwaarfase te beoordelen of en in hoeverre hij de opgelegde aanslagen op de voet van genoemd artikel 25, derde lid, Awr handhaaft.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond en
- stelt eiser in de gelegenheid om binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze uitspraak te voldoen aan de in de beschikking van 21 november 2012 opgenomen verplichtingen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, voorzitter, mr. A.A. Fase en mr. H. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.