NJ 2017/34
EEX-Verordening. Erkenning en tenuitvoerlegging van voorlopige en bewarende maatregelen; weigeringsgrond van art. 34 punt 1; begrip ‘openbare orde’; recht op een eerlijk proces.
HvJ EU 25-05-2016, ECLI:EU:C:2016:349, m.nt. L. Strikwerda (Meroni)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
25 mei 2016
- Magistraten
R. Silva de Lapuerta, A. Arabadjiev, J.-C. Bonichot, S. Rodin, E. Regan
- Zaaknummer
C-559/14
- Conclusie
A-G J. Kokott
- Noot
L. Strikwerda
- Roepnaam
Meroni
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124276:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2016:349, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 25‑05‑2016
ECLI:EU:C:2016:120, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 25‑02‑2016
- Wetingang
Art. 34 punt 1 Brussel I
Essentie
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door de Augstākās tiesas Civilietu departaments (Letland) bij beslissing van 15 oktober 2014.
EEX-Verordening. Erkenning en tenuitvoerlegging van voorlopige en bewarende maatregelen; weigeringsgrond van art. 34 punt 1; begrip ‘openbare orde’; recht op een eerlijk proces.
Samenvatting
Art. 34 punt 1 EEX-Verordening, gezien in het licht van art. 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat in omstandigheden zoals in het hoofdgeding de erkenning en tenuitvoerlegging van een beschikking van een gerecht van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.