Rb. Rotterdam, 02-11-2010, nr. 10/741287-10
ECLI:NL:RBROT:2010:BO4086
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
02-11-2010
- Zaaknummer
10/741287-10
- LJN
BO4086
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2010:BO4086, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 02‑11‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑11‑2010
Inhoudsindicatie
Ontvankelijkheid OM. Proces-verbaal. Karman-criterium. Samenvatting: Het proces-verbaal van het uitkijken van camerabeelden bevat geen juiste weergave van de beelden. Dit is een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde. De inbreuk is zodanig fundamenteel dat deze tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in zijn vervolging dient te leiden. Niet kan worden volstaan met een minder vergaande sanctie, nu deze inbreuk de integriteit en daarmee de kern van de opsporing raakt en de officier van justitie hiervoor formeel verantwoordelijk is. De gemeenschap moet erop kunnen vertrouwen dat de politie juist en volledig verbaliseert en dat de rechter ook de juiste informatie krijgt.
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 10/741287-10
Datum uitspraak: 2 november 2010
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] te [plaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. F.G.L. van Ardenne, advocaat te Rotterdam.
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2010.
ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE
Standpunt van de verdediging
Ter terechtzitting heeft de raadsman als preliminair verweer aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vervolging omdat in het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden ten onrechte is gerelateerd dat daarop is te zien dat de verdachte geweldshandelingen heeft verricht. Aldus is in strijd gehandeld met de in de artikelen 152 en 153 van het Wetboek van Strafvordering neergelegde verbaliseringsregels. Dat levert een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzuim is ernstig en het belang van het voorschrift is zeer groot nu het een kernbepaling betreft. Gelet hierop is sprake van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling is tekort gedaan. Ook los van de vraag of de verdachte in zijn belangen is geschaad, dient het openbaar ministerie niet ontvankelijk te worden verklaard, nu het een fundamentele inbreuk betreft.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft erkend dat het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden tendentieus is, maar hij heeft zich op het standpunt gesteld dat dit geen reden is voor de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het gaat niet alleen om het laatste stukje van het incident dat op de beelden is te zien, er is ook een deel aan voorafgegaan. De rechtbank kan besluiten geen acht te slaan op het betreffende proces-verbaal. Het dossier bevat nog andere processen-verbaal waaruit blijkt dat de verdachte en de medeverdachte geweld hebben gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van het uitkijken van camerabeelden (proces-verbaalnummer 2010248552) van 1 augustus 2010 van verbalisant [verbalisant 1]. Door de verbalisant is - onder meer - gerelateerd dat de verdachte en de medeverdachte de aangever hebben geschopt en geslagen. Naar aanleiding van het preliminaire verweer heeft de rechtbank de betreffende camerabeelden ter terechtzitting bekeken. De rechtbank heeft daarbij op basis van haar eigen waarnemingen geconstateerd dat op de beelden niet is waar te nemen dat de verdachte en de medeverdachte de aangever hebben geschopt en geslagen, zodat de rechtbank tot het oordeel komt dat het proces-verbaal geen juiste weergave van de camerabeelden bevat.
De verbalisant heeft aldus het strafprocesrechtelijke voorschrift van artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering geschonden, hetgeen de rechtbank aanmerkt als een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Naar het oordeel van de rechtbank is er - op zijn minst - sprake van een grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte. Dat er mogelijk sprake is van een verschil in interpretatie van de beelden - zoals door de officier van justitie is gesteld - wordt door de rechtbank verworpen, nu de beelden naar het oordeel van de rechtbank helder zijn en de gerelateerde geweldshandelingen daarop niet waargenomen kunnen zijn. De officier van justitie heeft overigens ook aangegeven de geweldshandelingen niet te hebben waargenomen.
Aangezien het Nederlandse strafproces voornamelijk schriftelijk van karakter is en daarin groot belang toekomt aan het voorbereidend onderzoek, mag worden verwacht dat waarnemingen van opsporingsambtenaren nauwkeurig en juist worden gerelateerd. De deelnemers aan het strafproces en de gemeenschap moeten uit kunnen gaan van een waarheidsgetrouw proces-verbaal, te meer nu aan op ambtseed opgemaakte processen-verbaal bijzondere bewijskracht toekomt. Daar komt nog bij dat de camerabeelden door het openbaar ministerie niet als processtuk in het dossier zijn gevoegd, zodat verificatie door de rechtbank in beginsel niet plaatsvindt.
Naar het oordeel van de rechtbank is bovengenoemde inbreuk zodanig fundamenteel dat deze tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in zijn vervolging dient te leiden. Dit staat los van de vraag of zich mogelijk andere bewijsmiddelen in het dossier bevinden en of de verdachte in zijn belangen is geschaad (HR 1 juni 1999, NJ 1999/567, LJN: ZD1143 en Gerechtshof ’s-Gravenhage 21 februari 2008, NS 2008/126, LJN: BC7164). Niet kan worden volstaan met een minder vergaande sanctie, nu de inbreuk de integriteit en daarmee de kern van de opsporing raakt en de officier van justitie hiervoor formeel verantwoordelijk is. De gemeenschap moet erop kunnen vertrouwen dat de politie juist en volledig verbaliseert en dat de rechter ook de juiste informatie krijgt.
De officier van justitie is niet-ontvankelijk in de vervolging.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Van der Bijl-de Jong, voorzitter,
en mrs. Wijnholt en Wilbers-Taselaar, rechters,
in tegenwoordigheid van Rijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2010.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.