Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2008/52/EG betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 13-06-2008
- Bronpublicatie:
21-05-2008, PbEU 2008, L 136 (uitgifte: 24-05-2008, regelingnummer: 2008/52/EG)
- Inwerkingtreding
13-06-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-05-2008, PbEU 2008, L 136 (uitgifte: 24-05-2008, regelingnummer: 2008/52/EG)
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Alternatieve geschillenbeslechting
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 5, tweede streepje,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Met het oog daarop neemt de Gemeenschap onder meer de maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt.
- (2)
Het beginsel van toegang tot de rechtspleging is van fundamentele betekenis en tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in Tampere van 15 en 16 oktober 1999 werd met het oog op betere toegang tot de rechtspleging gevraagd dat de lidstaten alternatieve, buitengerechtelijke procedures in het leven zouden roepen.
- (3)
De Raad heeft in mei 2000 zijn goedkeuring gehecht aan conclusies over alternatieve methoden in burgerlijke en handelszaken voor de beslechting van geschillen, en verklaard dat de vaststelling van fundamentele beginselen op dit gebied een wezenlijke stap vormt om de ontwikkeling en de goede werking van de buitengerechtelijke procedures voor de beslechting van geschillen in burgerlijke en handelszaken mogelijk te maken zodat de toegang tot het recht vereenvoudigd en verbeterd wordt.
- (4)
De Commissie heeft in april 2002 een Groenboek over alternatieve geschillenbeslechting in het burgerlijk recht en het handelsrecht gepresenteerd waarin de balans werd opgemaakt van de bestaande situatie met betrekking tot de alternatieve geschillenbeslechting in de Europese Unie en de aanzet werd gegeven voor uitgebreid overleg met de lidstaten en belanghebbende partijen over mogelijke maatregelen om het gebruik van bemiddeling/ mediation te bevorderen.
- (5)
De doelstelling om te zorgen voor een betere toegang tot de rechtspleging als onderdeel van het beleid van de Europese Unie voor de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, moet de toegang tot gerechtelijke en buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmethoden omvatten. Deze richtlijn zou, inzonderheid wat de beschikbaarheid van bemiddelings-/mediationdiensten aangaat, aan de goede werking van de interne markt moeten bijdragen.
- (6)
Bemiddeling/mediation kan via procedures die zijn toegesneden op de behoeften van de partijen, leiden tot een kosteneffectieve en snelle beslechting van geschillen in burgerlijke en handelszaken. Bij overeenkomsten die via bemiddeling/mediation zijn bereikt, is de kans groter dat de partijen er zich vrijwillig aan conformeren en dat tussen hen een vreedzame en duurzame relatie blijft bestaan. De voordelen zijn nog duidelijker in situaties waarin sprake is van grensoverschrijdende elementen.
- (7)
Om het gebruik van bemiddeling/mediation verder te bevorderen en te garanderen dat partijen die een beroep doen op bemiddeling/mediation over een voorspelbaar juridisch kader kunnen beschikken, is kaderregelgeving nodig, waarin met name de belangrijkste aspecten van de burgerlijke procedure worden behandeld.
- (8)
De bepalingen van deze richtlijn betreffen uitsluitend bemiddeling/mediation in grensoverschrijdende geschillen, doch niets belet de lidstaten deze bepalingen ook op hun interne bemiddelings-/mediationprocedures toe te passen.
- (9)
Deze richtlijn mag het gebruik van moderne communicatietechnologieën in de bemiddelings-/mediationprocedure geenszins belemmeren.
- (10)
Deze richtlijn is van toepassing op alle procedures waarbij twee of meer partijen bij een grensoverschrijdend geschil zelf pogen om op vrijwillige basis hun geschil in der minne te regelen met de hulp van een bemiddelaar/mediator. Zij is van toepassing in burgerlijke en handelszaken. Zij zou evenwel niet van toepassing moeten zijn op rechten en verplichtingen waarover de partijen uit hoofde van het toepasselijke recht niet vrij kunnen beslissen. Dergelijke rechten en verplichtingen komen vaak voor in het familierecht en het arbeidsrecht.
- (11)
Onderhandelingen voorafgaande aan het sluiten van een overeenkomst of scheidsrechterlijke procedures zoals bepaalde procedures voor gerechtelijke schikking, systemen voor de behandeling van consumentenklachten, arbitrage en deskundigenonderzoek of procedures van personen of instanties die al dan niet juridisch bindende formele aanbevelingen voor de beslechting van het geschil formuleren, vallen buiten de werkingssfeer van deze richtlijn.
- (12)
Deze richtlijn is van toepassing op de gevallen waarin partijen door een rechtbank naar bemiddeling/mediation worden verwezen of waarin de nationale wetgeving bemiddeling/mediation voorschrijft. Ingeval een rechter krachtens de nationale wetgeving als bemiddelaar/mediator mag optreden, is deze richtlijn eveneens van toepassing op bemiddeling/mediation geleid door een rechter die niet verantwoordelijk is voor een gerechtelijke procedure in verband met het voorwerp of de voorwerpen van het geschil. Deze richtlijn mag evenwel niet van toepassing zijn op pogingen van de rechtbank of rechter die de zaak behandelt, een geschil bij te leggen in het kader van gerechtelijke procedures betreffende dat geschil, of op zaken in het kader waarvan de rechtbank of rechter die de zaak behandelt, steun of advies vraagt van een bevoegd persoon.
- (13)
De bemiddeling/mediation in de zin van deze richtlijn is een vrijwillige procedure, in die zin dat de partijen er zelf voor verantwoordelijk zijn, deze naar eigen goeddunken kunnen organiseren en te allen tijde kunnen beëindigen. De rechterlijke instanties moeten evenwel krachtens de nationale wetgeving tijdslimieten voor een bemiddelings-/mediationproces kunnen vaststellen. Bovendien moeten de rechterlijke instanties, telkens wanneer dit dienstig is, de aandacht van de partijen kunnen vestigen op de mogelijkheid van bemiddeling/mediation.
- (14)
Nationale wetgeving die het gebruik van bemiddeling/mediation verplicht stelt, dan wel met stimulansen of sancties bevordert, wordt door deze richtlijn geheel onverlet gelaten, mits het de partijen daardoor niet wordt belet hun recht van toegang tot de rechter uit te oefenen. Bestaande zelfregulerende bemiddelings-/mediationsystemen worden eveneens door deze richtlijn geheel onverlet gelaten, voor zover zij betrekking hebben op aspecten die niet door deze richtlijn worden bestreken.
- (15)
Teneinde de rechtszekerheid te waarborgen dient in deze richtlijn te worden aangegeven welke datum relevant is om te bepalen of het geschil dat de partijen via bemiddeling/mediation trachten te beslechten, van grensoverschrijdende aard is. Bij gebreke van een schriftelijke overeenkomst worden de partijen geacht te zijn overeengekomen een beroep op bemiddeling/mediation te doen op het ogenblik dat zij een specifieke actie ondernemen om de bemiddelings-/mediationprocedure in te leiden.
- (16)
Met het oog op het nodige wederzijdse vertrouwen ten aanzien van de vertrouwelijkheid, het effect op verjaringstermijnen en de erkenning en tenuitvoerlegging van via bemiddeling/mediation bereikte overeenkomsten, dienen de lidstaten, met alle middelen die zij dienstig achten, de opleiding van de bemiddelaars/mediators en de invoering van doeltreffende kwaliteitscontrolemechanismen voor de verstrekking van bemiddelings-/mediationdiensten te bevorderen.
- (17)
De lidstaten dienen deze mechanismen, die onder meer de vorm kunnen aannemen van gebruikmaking van op marktwerking gebaseerde oplossingen, vast te stellen, maar mogen niet worden verplicht daarvoor financiële middelen ter beschikking te stellen. Deze mechanismen moeten erop gericht zijn de flexibiliteit van het bemiddelings-/mediationproces en de autonomie van de partijen te handhaven, en te waarborgen dat de bemiddeling/mediation op een doeltreffende, onpartijdige en bekwame wijze manier wordt geleid. De bemiddelaars/mediators dienen geattendeerd te worden op het bestaan van de Europese gedragscode voor bemiddelaars/mediators, die ook op internet beschikbaar moet worden gesteld voor het grote publiek.
- (18)
Op het gebied van de consumentenbescherming heeft de Commissie een aanbeveling (3) goedgekeurd, waarin minimumcriteria inzake de kwaliteit zijn vastgelegd die de bij de consensuele beslechting van consumentengeschillen betrokken buitengerechtelijke organen aan hun gebruikers moeten aanbieden. Alle bemiddelaars/mediators en organisaties waarop die aanbeveling betrekking heeft, moeten worden aangemoedigd de erin opgenomen beginselen te eerbiedigen. Teneinde de verspreiding van de informatie betreffende deze organen te vergemakkelijken, zet de Commissie een gegevensbank van buitengerechtelijke procedures op die volgens de lidstaten in overeenstemming zijn met de beginselen van die aanbeveling.
- (19)
Bemiddeling/mediation mag niet als een minderwaardig alternatief voor gerechtelijke procedures worden beschouwd, in die zin dat de tenuitvoerlegging van overeenkomsten die via bemiddeling/mediation zijn bereikt, zou afhangen van de goede wil van de partijen. Daarom dienen de lidstaten ervoortezorgen dat de partijen bij een schriftelijke overeenkomst die via bemiddeling/mediation tot stand is gekomen, kunnen verzoeken de inhoud ervan uitvoerbaar te verklaren. Het moet voor een lidstaat alleen mogelijk zijn een overeenkomst niet uitvoerbaar te verklaren, indien de inhoud in strijd is met zijn recht, daaronder begrepen zijn internationaal privaatrecht, of indien zijn recht niet in de uitvoerbaarheid van de inhoud van de concrete overeenkomst voorziet. Dit zou het geval kunnen zijn indien de in de overeenkomst vermelde verplichting vanwege de aard ervan niet uitvoerbaar is.
- (20)
De inhoud van een via bemiddeling/mediation bereikte overeenkomst die in een lidstaat uitvoerbaar is verklaard, wordt in de andere lidstaten erkend en uitvoerbaar verklaard overeenkomstig de geldende communautaire of nationale wetgeving. Deze uitvoerbaarverklaring kan bijvoorbeeld geschieden op basis van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (4) of Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (5).
- (21)
In Verordening (EG) nr. 2201/2003 is met name bepaald dat overeenkomsten tussen partijen alleen in een andere lidstaat uitvoerbaar kunnen zijn indien zij uitvoerbaar zijn in de lidstaat waar zij zijn gesloten. Indien een via bemiddeling/mediation bereikte overeenkomst in familiezaken niet uitvoerbaar is in de lidstaat waar zij is gesloten en waar om uitvoerbaarheidverklaring ervan wordt verzocht, mag de richtlijn de partijen er derhalve niet toe aanzetten de wet van die lidstaat te omzeilen door de overeenkomst in een andere lidstaat uitvoerbaar te laten maken.
- (22)
Deze richtlijn dient de in de lidstaten geldende regels voor het doen naleven van de uit bemiddeling/mediation voortvloeiende overeenkomsten onverlet te laten.
- (23)
Het vertrouwelijke karakter van de bemiddeling/mediation is belangrijk en deze richtlijn moet derhalve zorgen voor een minimum aan verenigbaarheid van de voorschriften van het burgerlijk procesrecht aangaande de wijze van bescherming van het vertrouwelijke karakter van de bemiddeling/mediation tijdens eventuele latere gerechtelijke procedures in burgerlijke of handelszaken of arbitrageprocedures.
- (24)
Teneinde de partijen aan te moedigen van bemiddeling/mediation gebruik te maken, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun regels inzake verjaring de partijen niet beletten naar de rechter of naar een arbitrage-instantie te gaan indien hun bemiddelings-/mediationpoging geen resultaat heeft. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat dit resultaat wordt bereikt, ook al worden de nationale regels inzake verjaring bij deze richtlijn niet geharmoniseerd. Bepalingen inzake verjaringstermijnen in internationale overeenkomsten zoals die in de lidstaten worden toegepast, bijvoorbeeld in het vervoersrecht, dienen evenwel niet te worden beïnvloed door deze richtlijn.
- (25)
De lidstaten moeten erop aandringen dat aan het grote publiek de contactgegevens van bemiddelaars/mediators en bemiddelings-/mediationdiensten ter beschikking worden gesteld. Zij dienen de juridische beroepsbeoefenaars tevens aan te moedigen hun cliënten voor te lichten over de mogelijkheid van bemiddeling/mediation.
- (26)
Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord — ‘Beter wetgeven’ (6) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.
- (27)
Deze richtlijn heeft tot doel de grondrechten te bevorderen, en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd.
- (28)
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (29)
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze richtlijn.
- (30)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze richtlijn, die niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 286 van 17.11.2005, blz. 1.
Advies van het Europees Parlement van 29 maart 2007 (PB C 27 E van 31.1.2008, blz. 129), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 februari 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
Aanbeveling 2001/310/EG van de Commissie van 4 april 2001 met betrekking tot de beginselen voor de buitengerechtelijke organen die bij de consensuele beslechting van consumentengeschillen betrokken zijn (PB L 109 van 19.4.2001, blz. 56).
PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2116/2004 (PB L 367 van 14.12.2004, blz. 1).
PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.