RFR 2020/131
Familieprocesrecht. Mocht het hof een verzoek betreffende een vergoedingsvordering afwijzen? Heeft het hof op begrijpelijke gronden het bewijsaanbod gepasseerd?
HR 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1313
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
17 juli 2020
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/04159
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS239936:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1313, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:241, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑09‑2019
- Wetingang
Essentie
Familieprocesrecht.
Mocht het hof een verzoek betreffende een vergoedingsvordering afwijzen, omdat de behandeling van dat verzoek tot onnodige vertraging zou leiden (art. 827, lid 1 onder f, Rv)? Heeft het hof op begrijpelijke gronden het bewijsaanbod van de man gepasseerd?
Samenvatting
De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd geweest op huwelijkse voorwaarden, inhoudende een uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen. In de echtscheidingsprocedure heeft de vrouw verzocht de man te veroordelen tot betaling van € 130.000 in verband met de aanschaf van een personenauto (merk Range Rover). Zij stelt dat zij op grond van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.