Rb. Alkmaar, 16-09-2010, nr. 14.700953-10
ECLI:NL:RBALK:2010:BN7251, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Alkmaar
- Datum
16-09-2010
- Zaaknummer
14.700953-10
- LJN
BN7251
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALK:2010:BN7251, Uitspraak, Rechtbank Alkmaar, 16‑09‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2012:BV8205, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
- Vindplaatsen
Jwr 2010/103
Uitspraak 16‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Vrijspraak artikel 6 WVW i.v.m. black-out. Wel veroordeling voor artikel 5 WVW. Verdachte had eerder lichte epilepsieverschijnselen. Bij uitgebreid medisch onderzoek is vastgesteld dat er waarschijnlijk sprake is van epilepsie. De verschijnselen en het feit dat deze zich niet hadden herhaald leidden tot de beslissing dat medicatie niet nodig was. Verdachte had als beropeschauffeur zich beter moeten informeren ovee de mogeljke risico's voor haar rijvaardigheid. Daarom geen avas.
Partij(en)
RECHTBANK ALKMAAR
Sector straf
Parketnummer : 14.700953-10 (P)
Datum uitspraak : 16 september 2010
TEGENSPRAAK
VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het
OPENBAAR MINISTERIE
tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats en –datum],
wonend [adres en woonplaats].
1. Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
- 2.
september 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. J.G. Schmidt, advocaat te Schagen, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is, nadat een vordering tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd dat
primair
zij op of omstreeks 12 april 2010 in de gemeente Schagen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (taxibus), daarmede rijdende over de weg, de Provincialeweg N248, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, rijdende over genoemde weg en naderende een rotonde welke was gelegen op de kruising van eerder genoemde weg en de Provincialeweg N241,
- -
zonder te remmen, althans zonder haar snelheid tijdig en voldoende te verminderen en/of aan te passen aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- -
zonder voldoende te letten op en/of rekening te houden met de (verplichte) rijrichting op die rotonde,
met het door haar bestuurde voertuig, met (nagenoeg) onverminderde snelheid, in elk geval met een te hoge snelheid, die rotonde is opgereden en de rijbaan van die rotonde dwars is overgestoken, vervolgens, (zulks terwijl dat voertuig gedurende enige meters en/of ogenblikken los van de grond was en/of na in botsing of aanraking te zijn gekomen met een in de middenberm van die rotonde staand verkeersbord en/of schrikhek) de rijbaan (aan de andere zijde) van die rotonde (dwars) is overgestoken en via de berm (onderaan een talud)
tegen een of meer bo(o)m(en) is gebotst en tot stilstand is gekomen,
waardoor twee inzittenden (respectievelijk genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) werden gedood en/of één inzittende (genaamd [slachtoffer 3]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linkerknie en/of een gebroken rechterschouder en/of een gebroken rechterbovenarm en/of één inzittende (genaamd [slachtoffer 4]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bloeding in zijn hoofd en/of een gebroken rechter elleboog en/of doorgesneden pezen en spieren van de rechterhand, in ieder geval (telkens) zodanig lichamelijk letsel werd(en) toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair
zij op of omstreeks 12 april 2010 in de gemeente Schagen als bestuurster van een voertuig (taxi), daarmee rijdende op de weg, de Provincialeweg N248, naderende een rotonde welke was gelegen op de kruising van eerder genoemde weg en de Provincialeweg N241,
- -
zonder te remmen, althans zonder haar snelheid tijdig en voldoende te verminderen en/of aan te passen aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- -
zonder voldoende te letten op en/of rekening te houden met de (verplichte) rijrichting op die rotonde
met het door haar bestuurde voertuig, met (nagenoeg) onverminderde snelheid, in elk geval met een te hoge snelheid, die rotonde is opgereden en de rijbaan van die rotonde dwars is overgestoken, vervolgens, (zulks terwijl dat voertuig gedurende enige meters en/of ogenblikken los van de grond was en/of na in botsing of aanraking te zijn gekomen met een in de middenberm van die rotonde staand verkeersbord en/of schrikhek) de rijbaan (aan de andere zijde) van die rotonde (dwars) is overgestoken en via de berm (onderaan een talud) tegen een of meer bo(o)m(en) is gebotst en tot stilstand is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
3. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
- A.
Inleiding
De politie (p. 2) krijgt op 12 april 2010 de melding te gaan naar de rotonde op de Provincialeweg N248 bij de N241, waar een aanrijding heeft plaatsgevonden. Het zou gaan om een taxibusje met - naar later bleek - Parkinsonpatiënten die naar een dagbehandeling werden gebracht. De verbalisant komt omstreeks 9.50 uur ter plaatse. Hij ziet onder aan een talud een geheel vernield taxibusje op zijn kant liggen. Het busje is tegen een boom gereden. Een verkeersbord op de rotonde is omvergereden. Bij de taxibus zit een vrouw die een verwarde indruk maakt. De verbalisant ziet in de taxibus een aantal mensen hangen in de autogordels. Er zijn mensen die half onder de taxibus liggen. Een aantal mensen heeft een bebloed gezicht, een aantal mensen ziet er zwaar gewond uit. Het aanwezige ambulancepersoneel begint direct met het verlenen van spoedeisende hulp. Kort daarna arriveert de brandweer en begint met het afzagen van boomtakken om de hulpdiensten beter toegang te verlenen. De chauffeur van de taxibus, de latere [verdachte], wordt met een brancard afgevoerd. De ambulancedienst voert de gewonden af naar ziekenhuizen in Alkmaar, Beverwijk en Hoorn. De verbalisant ziet ook dat 2 inzittenden zijn overleden.
De politie begint ter plaatse onmiddellijk met een verkeersongevalsanalyse. Daarin wordt het volgende vastgesteld (p. 20 ev). De Provincialeweg N248 in Schagen ligt buiten de bebouwde kom. De maximumsnelheid is 80 km/u. Er zijn geen gebreken aan de weg, er is daglicht, het is droog weer, het wegdek is droog. Op het middendeel van de rotonde zijn enkele meters bandenspoor te zien. In het bandenspoor is de begroeiing platgedrukt en niet beschadigd. Volgens de verbalisanten kan worden gesteld dat door de begroeiing een rollend wiel, en niet een remmend wiel is gereden. Over het bandenspoor ligt een geheel beschadigd schrikhek met een verkeersbord er aan. Verderop is ook een bandenspoor en een vernield schrikhek. In het verlengde daarvan ligt de taxibus in een lager gedeelte van de berm tussen de bomen en is zwaar beschadigd (p. 24 en 28). De politie vindt geen aanwijzing dat er een probleem is geweest met het gaspedaal, zoals vastzitten. Het remsysteem werkt nog; het is niet waarschijnlijk dat er een probleem was geweest met het remsysteem (p. 34). Omtrent de toedracht van het ongeval wordt op p. 36 het volgende vastgesteld. Het voertuig is vanaf de rijbaan in een rechte beweging de rotonde op gereden. Na enkele meters kwam het voertuig los van de grond en maakte een vlucht van een tiental meters. Dit wordt op p. 59 bevestigd door de waarneming van getuige [getuige] dat zij het busje met vier wielen los van de weg zag. Het voertuig was door de schrikhekken uit balans gebracht. Het voertuig schoof enkele meters door de berm en belandde uiteindelijk met de rechterkant tegen een aantal bomen en kwam daar tot stilstand. De hiervoor beschreven beweging geschiedde in een nagenoeg rechte lijn. Uit niets is gebleken dat de bestuurster handelingen heeft verricht (zoals sturen of remmen) om het voertuig van richting te laten veranderen of tot stilstand te brengen. De politie kan geen oorzaak van het ongeval vaststellen. Het is ook niet mogelijk een betrouwbare berekening te maken van de snelheid kort voor het ongeval.
Ook de Inspectie Verkeer en Waterstaat is snel ter plaatse en begint een onderzoek omdat bij het ongeval een taxi is betrokken. Uit het onderzoek blijkt (p. 80) dat de verdachte zich heeft gehouden aan de wettelijk voorgeschreven rusttijden.
De verdachte wordt op 22 april 2010 door de politie gehoord. Zij verklaart (p. 41) dat zij op 12 april 2010, na op een bepaalde weg te zijn afgeslagen, een heel stuk kwijt is. Verdachte vertelt verder dat zij in 2010 twee keer niet uit haar woorden kon komen en naar aanleiding daarvan naar de arts is gegaan en is verwezen naar de neuroloog. EEG-onderzoeken en een MRI-scan leverden volgens verdachte echter niets op.
- B.
Standpunt van de officier van justitie
Het primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. Er is sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid in het rijgedrag en daarmee schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, aldus de officier van justitie. Er is niet aannemelijk geworden dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde.
De officier van justitie meent dat niet vast staat dat verdachte een ‘black-out’ heeft gehad vlak voor het ongeval. Zelfs indien dit wel zo zou zijn, komt deze omstandigheid voor haar rekening. Verdachte heeft verklaard dat zij begin 2010 twee keer ineens niet uit haar woorden kon komen. Naar aanleiding van deze gebeurtenissen heeft de huisarts haar verwezen naar de neuroloog. Uit het zorgdossier blijkt dat de neuroloog na onderzoek het vermoeden van lokatiegebonden epilepsie heeft uitgesproken en dat de mogelijkheid van het gebruik van anti-epileptica is besproken. Voorts heeft de officier van justitie gewezen op de verklaringen van getuigen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], die hebben gezegd dat verdachte in 2009 tijdens een rit een keer zomaar niet meer wist waar zij was. Door onder deze omstandigheden geen medicijnen te gaan gebruiken en toch te gaan rijden, heeft verdachte onverantwoordelijk gehandeld en is het ongeval na de black-out het gevolg van een verwijtbare fout van verdachte.
De officier van justitie eist dat de rechtbank de verdachte voor het primair ten laste gelegde een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal opleggen voor de duur van 3 jaren.
- C.
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft volgens de verdediging niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend gereden, zodat zij moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Verdachte heeft vlak voor het ongeval een absence gehad, waardoor het ongeval is veroorzaakt. Deze gang van zaken wordt ondersteund door de verkeersongevalsanalyse, waaruit blijkt dat geen technische oorzaak voor het ongeval te vinden is, terwijl verdachte tijdens het ongeval op geen enkele wijze heeft gereageerd. Verdachte heeft geen schuld aan het ongeval. Niet gezegd kan worden dat verdachte een diagnose heeft genegeerd aangezien er geen diagnose van epilepsie was vastgesteld; er waren zelfs ook negatieve aanwijzingen. Er is niet tegen haar gezegd dat zij niet meer mocht rijden. Verdachte heeft voor het ongeval geen symptomen gehad die raakten aan de rijvaardigheid. Er bestond derhalve geen reden voor haar niet te rijden.
Indien subsidiair zou komen vast te staan dat de oorzaak van het ongeval ligt in een door de verdachte veroorzaakt gevaar, meent verdachte dat op grond van het vorenstaande sprake is afwezigheid van alle schuld en dat zij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair zou het vorenstaande aanleiding moeten geven tot schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, waarbij de raadsman zich uiterst subsidiair ten aanzien van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen refereert aan het oordeel van de rechtbank.
- D.
Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank
Uit de verkeersongevalsanalyse blijkt de volgende toedracht van het ongeval. De verdachte reed op de Provincialeweg N248. Bij nadering van de rotonde op de kruising van de N248 en de Provincialeweg N241 is zij rechtuit gereden, dwars over de rijbaan van de rotonde en, door het middengedeelte van de rotonde. Zij is daarbij over twee zogenoemde schrikhekken gereden en aan de andere kant van de rotonde de rijbaan overgestoken. Vervolgens is zij via de berm op een lager gelegen talud terechtgekomen, waarna het taxibusje tegen een of meer bomen is gebotst. Bij dit hele gebeuren heeft de verdachte, zo heeft het onderzoek uitgewezen, in één rechte lijn en zonder te remmen of bij te sturen gereden. Van een technische reden voor het optreden van het ongeval is uit onderzoek niets gebleken.
De verdachte heeft steeds verklaard zich niets van een en ander te herinneren en een stuk van haar herinnering te missen. Zij houdt het ervoor dat zij een black-out heeft gehad.
De rechtbank neemt, gelet op het ontbreken van een andere verklaring voor het optreden van het ongeval, als vaststaand aan dat de verdachte zeer kort voor het ongeval een black-out heeft gehad en dat hierdoor het ongeval is veroorzaakt. Bij het optreden van een black-out pas ook het hiervoor beschreven rijgedrag van de verdachte. De bevindingen van politie wijzen immers uit dat zij tijdens het ongeval geen handelingen verricht heeft die een chauffeur in een dergelijke situatie instinctief verricht teneinde de gevolgen van zulk afwijkend rijgedrag te voorkomen of te beperken, zoals remmen of uitwijken.
De volgende vraag waarvoor de rechtbank zich ziet geplaatst, is de vraag of het optreden van deze black-out niettemin voor haar rekening komt en zodanig ernstig aan haar verweten moet worden dat sprake is van aanmerkelijke schuld. De wet eist voor een bewezenverklaring van het misdrijf van artikel 6 WVW 1994 meer dan gewone schuld. Op zijn minst moet een aanmerkelijke mate van schuld bewezen kunnen worden.
Hiervoor acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.
- -
De verdachte is in januari 2010 naar haar huisarts is gegaan nadat zij tweemaal niet uit haar woorden kon komen (verklaring van verdachte p. 42).
- -
De huisarts heeft haar verwezen naar een specialist, te weten een neuroloog. Blijkens door de raadsman overgelegde ‘tekstuitdraaien Zorgdossier’ betreffende verdachte schrijft neuroloog dr. B.M. van Geel:
‘Op 9-2-10 zag ik bovengenoemde patiënte of ze epilepsie zou kunnen hebben. (...)
Aanvullend onderzoek: Standaard EEG: geen afwijkingen. EEG na slaapdeprivatie: epileptiforme activiteit (...)
Conclusie: waarschijnlijk betreft het lokatiegebonden epilepsie met een focus rechts frontaal met nachtelijke aanvallen.
Beleid: dit is met patiënte besproken. Het gaat hier alleen om nachtelijke aanvallen, waarbij patiënte zich overdag verder goed voelt. Derhalve is er geen harde indicatie voor het starten met anti-epileptica. In overleg met patiënte is derhalve ook van (de rechtbank begrijpt: medicatie) afgezien. Zij is gewezen op consequenties met betrekking tot de rijbevoegdheid. Ik zie haar over drie maanden terug ter controle.’
Uit dit citaat blijkt dat de neuroloog als diagnose heeft gesteld dat het waarschijnlijk gaat om epilepsie. Niet duidelijk is wat is besproken omtrent deze diagnose in relatie tot de rijvaardigheid. Desgevraagd heeft verdachte hierover verklaard dat de neuroloog heeft gezegd dat áls het epilepsie is, zij niet zou mogen rijden. Nu het dossier niet in een andere richting wijst, moet de rechtbank er van uitgaan dat deze verklaring omtrent wat de neuroloog heeft gezegd juist is.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat zij niet de aanmerkelijke mate van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 heeft. Onder de hierboven geschetste omstandigheden hoefde zij niet de conclusie te trekken dat zij niet zou mogen rijden. Er is geen duidelijke diagnose gesteld, er is geen medicatie voorgeschreven, er waren geen symptomen benoemd die in verband met de rijvaardigheid werden gebracht, er is niet gezegd dat zij niet mocht autorijden. Bovendien waren de door verdachte genoemde spraakproblemen of andere verschijnselen niet meer opgetreden.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat de verdachte haar verantwoordelijkheid als beroepschauffeur niet heeft genomen door het te laten bij de stand van zaken dat zij, áls het epilepsie zou zijn, niet zou mogen rijden. Zij had bij de specialist aan de orde moeten stellen dat zij beroepschauffeur was en duidelijkheid moeten vragen over de risico’s voor de rijvaardigheid. Door dit na te laten, zoals zij heeft verklaard gedaan te hebben, heeft zij in elk geval voldoende schuld aan het ongeval om tot bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW te komen. Het beroep op afwezigheid van alle schuld wordt dan ook verworpen.
- E.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 12 april 2010 in de gemeente Schagen als bestuurster van een voertuig (taxi), daarmee rijdend op de Provincialeweg N248, een rotonde naderend die was gelegen op de kruising van eerdergenoemde weg en de Provincialeweg N241,
- -
zonder te remmen en
- -
zonder voldoende te letten op en rekening te houden met de verplichte rijrichting op die rotonde
met het door haar bestuurde voertuig die rotonde is opgereden en de rijbaan van die rotonde dwars is overgestoken, zulks terwijl dat voertuig gedurende enige meters los van de grond was en na in botsing te zijn gekomen met een in de middenberm van die rotonde staand verkeersbord en schrikhek, de rijbaan aan de andere zijde van die rotonde dwars is overgestoken en, via de berm, onderaan een talud tegen bomen is gebotst en tot stilstand is gekomen,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
6. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar omdat niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.
7. Oplegging van de hoofdstraf
De rechtbank heeft de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich als beroepsmatig bestuurder van een taxibusje schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een eenzijdig ongeval. Twee inzittenden zijn overleden, en drie inzittenden hebben zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder blijvend letsel. De verdachte heeft signalen die zij kreeg dat zij medische problemen had onvoldoende serieus genomen vanuit haar positie als beroepschauffeur en onvoldoende haar rijvaardigheid kritisch onderzocht. Aldus heeft zij de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. De rechtbank rekent het haar dit aan, omdat zij hiermee de op haar rustende verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de inzittenden van het taxibusje heeft veronachtzaamd.
Het leed dat is toegebracht aan de nabestaanden van de overledenen, is groot en onherstelbaar.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 juni 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van een strafbaar feit tot straf is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank met betrekking tot de persoon van de verdachte gelet op het omtrent de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 24 september 2010, opgemaakt door J.P. Wouda, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland te Alkmaar. Hierin wordt geadviseerd verdachte een werkstraf op te leggen. De rechtbank zal dit advies volgen.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder primair ten laste gelegde, acht de rechtbank geen termen aanwezig om de verdachte een gevangenisstraf op te leggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
In plaats daarvan zal de rechtbank een werkstraf van na te noemen duur opleggen.
8. Oplegging van de bijkomende straf
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat als bijkomende straf de in dit geval wettelijk maximaal mogelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen dient te worden opgelegd.
9. Toegepaste wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
- 10.
Beslissing
De rechtbank:
• Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
• Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
• Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE vermelde strafbare feit.
• Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
• Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een werkstraf voor de duur van 60 uren.
Beveelt, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 30 dagen.
Bepaalt dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf.
• Ontzegt de verdachte wegens het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren.
Bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de tijd dat het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van der Veen, voorzitter,
mr. A. van der Perk en mr. M.E.J.C. Diepstraten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.A. Huisman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2010.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.