De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/27.2:27.2 Voorgestelde wijzigingen en aanvullingen met betrekking tot de Beneluxdwangsomregeling (art. 611a t/m i Rv)
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/27.2
27.2 Voorgestelde wijzigingen en aanvullingen met betrekking tot de Beneluxdwangsomregeling (art. 611a t/m i Rv)
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS373168:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ten aanzien van de dwangsomregeling stelde ik in het voorgaande de volgende wijzigingen en aanvullingen voor:
De in art. 611a Rv (art. 1 Eenvormige Wet) opgenomen uitzondering van het toepassingsgebied met betrekking tot de veroordeling tot betaling van een geldsom moet worden geschrapt.
De redactie van art. 611a Rv dient ruimte te laten voor het verbinden van een dwangsomveroordeling aan een ambtshalve bevel zoals thans in art. 162 lid 3 Rv is neergelegd.
In art. 611b Rv (art. 2 Eenvormige Wet) dient een verplichting te worden opgenomen voor de rechter om aan een dwangsomveroordeling per overtreding of tijdseenheid een maximum te verbinden.
Het 'onmogelijkheidscriterium' uit art. 611d Rv (art. 4 Eenvomige Wet) moet worden vervangen; het verdient de voorkeur om met betrekking tot de wijzigingsbevoegdheid te toetsen aan het criterium 'of de dwangsom in het betrokken geval zijn functie als dwangmiddel vervult.' Daarbij dient in het bijzonder te worden bepaald dat de dwangsom zijn functie als dwangmiddel niet vervult als de hoofdveroordeling zich niet voor gedwongen tenuitvoerlegging leent of wanneer van de veroordeelde redelijkerwijs niet meer inspanning en zorgvuldigheid kan worden gevergd dan deze heeft betracht.
In geval van wijziging van het criterium ex art. 611d Rv (art. 4 Eenvormige Wet) zoals voorgesteld, dient daarnaast de bevoegdheid van de rechter om een dwangsomveroordeling ondanks het bestaan van een onmogelijkheid tot naleving van de hoofdveroordeling te handhaven, geschrapt te worden. Bij het in stand blijven van het huidige 'onmogelijkheidscriterium' in art. 611d Rv dient de discretionaire bevoegdheid van de rechter op dit punt te worden beperkt tot het geval waarin sprake is van absolute onmogelijkheid en de dwangsom op een eenmalig bedrag is vastgesteld.
De rechter die bevoegd is tot de beoordeling van het executiegeschil dient in plaats van de dwangsomrechter te worden aangewezen als bevoegde rechter ten aanzien van de wijzigingsbeslissing ex art. 611d Rv; art. 611d Rv moet in deze zin worden aangepast.
De verjaringstermijn van een half jaar uit art. 611g lid 1 Rv (art. 7 lid 1 Eenvormige Wet) dient alleen van toepassing te zijn met betrekking tot dwangsomveroordelingen die per overtreding of tijdseenheid luiden.
Art. 611g lid 2 (art. 7 lid 2 Eenvormige Wet) dient als schorsingsgrond in plaats van 'ieder ander wettelijk beletsel voor tenuitvoerlegging van de dwangsom' te vermelden 'ieder ander beletsel voor tenuitvoerlegging van de dwangsom krachtens wettelijke bepaling, rechterlijke uitspraak of partijafspraak'.