De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/27.3:27.3 Voorgestelde wijzigingen en aanvullingen met betrekking tot (overige) regels van nationaal recht
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/27.3
27.3 Voorgestelde wijzigingen en aanvullingen met betrekking tot (overige) regels van nationaal recht
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS380390:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ten aanzien van de regels van nationaalrechtelijke oorsprong stelde ik in het voorgaande de volgende wijzigingen en aanvullingen voor:
Art. 162 lid 3 Rv dient te worden geschrapt, ofwel vanwege het feit dat de door mij als tweede hierboven voorgestelde wijziging van art. 611a Rv handhaving ervan overbodig maakt, ofwel omdat bij het uitblijven van die wijziging strijdigheid met het huidige art. 611a Rv moet worden aangenomen.
De verjaringsregeling in Boek 3 BW moet worden aangevuld met een specifiek op de dwangsom toegesneden regeling met betrekking tot stuiting en verlenging van de verjaring. Daarin moet in ieder geval worden geregeld dat de dwangsom niet verjaart zolang deze onderwerp is van een gerechtelijke procedure.
Een verjaringstermijn van twintig jaar zoals in art. 3:324 lid 1 BW is neergelegd dient eveneens te gelden voor de dwangsomvordering waarvan de omvang en verschuldigdheid in een rechterlijke uitspraak is vastgelegd, onafhankelijk van de vraag of die rechterlijke uitspraak zich voor tenuitvoerlegging leent.
Uit art. 3:324 lid 4 BW dient het woord 'dwangsommen' te worden geschrapt.