NJ 2018/196
Dient de raadsman die een verzetschrift tegen de strafbeschikking heeft ingediend een afschrift van de stukken ex art. 51 (oud) Sv te ontvangen?
HR 05-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2256, m.nt. J.H. Crijns
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 september 2017
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, E.F. Faase, M.J. Borgers
- Zaaknummer
15/03926
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Noot
J.H. Crijns
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS154387:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2256, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑09‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:809, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑04‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑06‑2016
- Wetingang
Art. 39, 48, 51 (oud) Sv; art. 257e Sv
Essentie
Dient de raadsman die een verzetschrift tegen de strafbeschikking heeft ingediend een afschrift van de stukken ex art. 51 (oud) Sv te ontvangen? De opvatting dat een op de voet van art. 257e Sv ingediend verzetschrift door een daartoe gemachtigde advocaat steeds heeft te gelden als een in het dossier aanwezig stuk waaruit kan blijken dat de verdachte voor de desbetreffende aanleg is voorzien van rechtsbijstand door een raadsman, zodat de raadsman een afschrift van de stukken moet worden gezonden, is, mede gelet op de wetsgeschiedenis, in haar algemeenheid onjuist. De HR verwijst voorts naar ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.