NJB 2018/1969:Mishandeling van “levensgezel” in de zin van art. 304 Sr: nu de bewijsvoering i.c. onvoldoende inhoudt omtrent de aard en hechtheid van de betrekking tussen de verdachte en de aangeefster, is het oordeel dat betrokkene als “levensgezel” kan worden aangemerkt, niet naar de eis der wet met redenen omkleed