NJB 2018/1969
Mishandeling van “levensgezel” in de zin van art. 304 Sr: nu de bewijsvoering i.c. onvoldoende inhoudt omtrent de aard en hechtheid van de betrekking tussen de verdachte en de aangeefster, is het oordeel dat betrokkene als “levensgezel” kan worden aangemerkt, niet naar de eis der wet met redenen omkleed
HR 09-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1875
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst en M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/05858
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1875, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:912, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑08‑2018
- Wetingang
(art. 304 Sr)
Essentie
Mishandeling van “levensgezel” in de zin van art. 304 Sr: nu de bewijsvoering i.c. onvoldoende inhoudt omtrent de aard en hechtheid van de betrekking tussen de verdachte en de aangeefster, is het oordeel dat betrokkene als “levensgezel” kan worden aangemerkt, niet naar de eis der wet met redenen omkleed
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – “zijn levensgezel, [betrokkene 1], heeft mishandeld door [betrokkene 1] meerdere malen met kracht, met de vuisten in het gezicht te stompen.”
De feiten blijkens ’s hofs arrest: “Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.