Hof Amsterdam, 07-01-2022, nr. 23-001687-21
ECLI:NL:GHAMS:2022:433
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
07-01-2022
- Zaaknummer
23-001687-21
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2022:433, Uitspraak, Hof Amsterdam, 07‑01‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1018
Uitspraak 07‑01‑2022
Inhoudsindicatie
mishandeling.
afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 13-249011-20
parketnummer hoger beroep : 23-001687-21
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 7 januari 2022 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 juni 2021 in de zaak tegen de verdachte:
naam: [verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ([geboorteland])
adres: [adres].
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
gepleegdop 4 oktober 2020 te Amsterdam.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.531,97 (duizend vijftienhonderdeenendertig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 531,97 (vijfhonderdeenendertig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en
€ 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.531,97 (duizend vijftienhonderdeenendertig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 531,97 (vijfhonderdeenendertig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 4 oktober 2020.
Gewezen door mr. N.A. Schimmel, in bijzijn van J.L. Sterkenburg, griffier.
mr. N.A. Schimmel