AB 2014/339
Opzet moet zijn gericht op overtreding van de vergunningvoorwaarden. Boos opzet bij economische delicten? Is sprake van medeplegen?
HR 07-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:24, m.nt. R. Stijnen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 januari 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, Y. Buruma
- Zaaknummer
12/00624
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Noot
R. Stijnen
- JCDI
JCDI:ADS918914:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Milieurecht / Milieuprivaatrecht
Omgevingsrecht / Handhaving
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
Milieurecht / Inrichtingen en activiteiten - vergunningen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:24, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑01‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2085, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑10‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑03‑2012
- Wetingang
Art. 18.18, 8.20 Wm; art. 2 lid 1 WED
Essentie
Opzet moet zijn gericht op overtreding van de vergunningvoorwaarden. Boos opzet bij economische delicten? Is sprake van medeplegen?
Samenvatting
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk in strijd met vergunningsvoorschriften heeft gedragen. Daaruit volgt dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op het overtreden van die vergunningsvoorschriften gericht moet zijn geweest. Dat opzet kan echter niet zonder meer uit de bewijsvoering worden afgeleid. Hetzelfde geldt voor zover is bewezenverklaard dat de verdachte de bewezenverklaarde gedragingen tezamen en in vereniging met een ander heeft verricht. De bewezenverklaring is in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.