Hof Arnhem, 18-03-2011, nr. 24-000431-09
ECLI:NL:GHARN:2011:BP8653
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
18-03-2011
- Magistraten
Mrs. W.P.M. ter Berg, J.A.A.M. van Veen, E. Pennink
- Zaaknummer
24-000431-09
- LJN
BP8653
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2011:BP8653, Uitspraak, Hof Arnhem, 18‑03‑2011; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
VR 2012/3
Jwr 2011/51
Uitspraak 18‑03‑2011
Inhoudsindicatie
OM appel. Opzettelijke weigering om te voldoen aan vordering op basis van artikel 160 Wegenverkeerswet, levert strafbaar feit van 184 Wetboek van Strafrecht op.
Mrs. W.P.M. ter Berg, J.A.A.M. van Veen, E. Pennink
Partij(en)
Arrest van 22 maart 2011 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 februari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1942] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis ter zake het hem ten laste gelegde ontslagen van alle rechtsvervolging.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake het hem ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van 170 euro, subsidiair drie dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 25 november 2008 in de gemeente [gemeente], opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 160 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant], hoofdagent van politie, Korps Landelijke Politiediensten, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd zijn rijbewijs ter inzage af te geven, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 25 november 2008 in de gemeente [gemeente], opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens artikel 160 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, gedaan door [verbalisant], hoofdagent van politie, Korps Landelijke Politiediensten, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en die was belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar van hem had gevorderd zijn rijbewijs ter inzage af te geven, geen gevolg gegeven aan die vordering.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Strafbaarheid van het feit
Op 28 november 2008 is van verdachte, in het kader van een verkeerscontrole op basis van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994, door politieambtenaren overhandiging gevorderd van zijn rijbewijs en zijn autopapieren.
Verdachte heeft aan deze vordering geen gehoor gegeven. Door het niet voldoen aan bovenstaande vordering heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan artikel 184 Wetboek van Strafrecht.
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft verdachte bij vonnis d.d. 6 februari 2009 ten onrechte ontslagen van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van feit. De rechtbank heeft artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 aangemerkt als een ‘lex specialis’ ten opzichte van het als ‘lex generalis’ op te vatten artikel 184 Wetboek van Strafrecht. Gelet op de wetsgeschiedenis van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht en eerdere gepubliceerde uitspraken van het hof d.d. 6 januari 2009 (LJN: BG8952) en 29 december 2010 (LJN: BO9220), blijkt dat de opzettelijke weigering om te voldoen aan een vordering op basis van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 binnen het bereik van artikel 184 Wetboek van Strafrecht valt.
In het licht van bovengenoemde is het hof — met de advocaat- generaal — van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 184 Wetboek van Strafrecht en dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 28 november 2008 heeft verdachte opzettelijk geweigerd — na vordering van politieambtenaren — zijn kentekenbewijs en rijbewijs te overhandigen.
Dat heeft hij, volgens eigen verklaring, gedaan omdat hij wel eens wilde zien hoe ver hij kon gaan. Het niet voldoen aan rechtmatig gedane vorderingen van politiemensen is echter, onder andere, strafbaar gesteld om te bevorderen dat burgers vlot aan die vordering voldoen en aldus het noodzakelijke gezag van de politie niet ondermijnen. Door zijn handelen heeft verdachte dat laatste nu juist wel gedaan. In het voordeel van verdachte telt dat hij later zijn medewerking alsnog heeft verleend en hij, blijkens een uittreksel uit de justitiële documentatiedienst van 5 november 2008 niet eerder is veroordeeld.
Gezien de aard en ernst van de gepleegde feiten acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke geldboete van na te melden duur passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c en 184 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van honderdzeventig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter, mr. J.A.A.M. van Veen en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Schulte als griffier, zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.