NJB 2019/25:Staat een Liberiaanse amnestieregeling aan de vervolging van de verdachte in Nederland wegens onder meer oorlogsmisdagen in de weg? Relevant voor deze vraag zijn de positieve verplichtingen die staten onder meer ingevolge artikel 2 en 3 EVRM hebben tot het doen van een effectief en onafhankelijk onderzoek en het openstellen van de mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging en bestraffing. De rechtspraak van het EHRM impliceert dat het niet uitgesloten is dat in een uitzonderlijk geval het verlenen van amnestie voor (oorlogs)misdrijven toelaatbaar is, bijvoorbeeld indien sprake is (geweest) van een verzoeningsproces en/of een vorm van compensatie voor slachtoffers. Dit kan echter niet snel worden aangenomen. Mede gelet op hetgeen het Hof heeft vastgesteld met betrekking tot de omstandigheden waaronder de amnestieregeling tot stand is gekomen, heeft het Hof kunnen oordelen dat i.c. de amnestie niet aan vervolging in Nederland in de weg staat