RAR 2021/121
Verwijtbaar handelen werknemer. Is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen vereist dat ontbinding het 'laatste redmiddel' is?
HR 28-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:781
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
28 mei 2021
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
20/01630
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS290661:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:781, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 28‑05‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1210, Conclusie, Hoge Raad, 18‑12‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑05‑2020
- Wetingang
Essentie
Verwijtbaar handelen werknemer. Ontslag op e-grond. Ontbinding arbeidsovereenkomst.
Is voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:669 lid 3, aanhef en onder e, BW (verwijtbaar handelen) vereist dat de ontbinding het laatste redmiddel is en dat de werkgever met minder ingrijpende middelen had kunnen volstaan?
Samenvatting
Werknemer was statutair directeur bij werkgever en als zodanig verantwoordelijk voor het beheer van de financiële zaken van de vennootschap, waaronder het verrichten van de huurbetalingen. Werknemer was tevens, samen met zijn broer, eigenaar van het bedrijfspand waarin de vennootschap was gevestigd. Werknemer heeft de vennootschap gebonden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.