NJB 2023/2763:Verzoek over voorlopige hechtenis nadat verdachte het recht is gelaten om het laatst te spreken: een beslissing van de voorzitter van het hof om voor zodanig verzoek geen ruimte te laten betreft een beslissing ten behoeve van de handhaving van de orde op de terechtzitting, waartegen geen beroep in cassatie openstaat. Nu de raadsman ook na afloop van de terechtzitting waarop het onderzoek plaatsvond zo’n verzoek bij het hof kon indienen (vgl. art. 75 en 86 Sv), is door de weigering van de voorzitter ook geen sprake van een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. Overigens volgt uit de wettelijke regeling van de art. 311 en 345 lid 1 Sv dat – behoudens de in art. 311 lid 5 Sv genoemde uitzondering – het onderzoek wordt gesloten nadat de verdachte het recht is gelaten als laatste te spreken. Die regeling staat er echter, mede gelet op de beginselen van een behoorlijke procesorde, niet zonder meer aan in de weg dat na het geven van gelegenheid voor het laatste woord maar voorafgaand aan de sluiting van de zitting nog een onderwerp dat wel op de strafzaak, maar niet op dit – op de beantwoording van de vragen van art. 348 en 350 Sv gerichte – onderzoek ter terechtzitting betrekking heeft (bijv. de voorlopige hechtenis), ter sprake kan worden gebracht.