Hof 's-Hertogenbosch, 06-04-2010, nr. 20-001554-08
ECLI:NL:GHSHE:2010:BM0007, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
06-04-2010
- Zaaknummer
20-001554-08
- LJN
BM0007
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2010:BM0007, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 06‑04‑2010; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BT1758, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BT1758
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBBRE:2008:BC8964, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 06‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Hof bevestigt vrijsprekend vonnis in moordzaak Tilburg.
Partij(en)
Parketnummer : 20-001554-08
Uitspraak : 6 april 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 8 april 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-800397-07 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] [(geboorteland)] op [1960],
wonende te [woonplaats], [adres].
waarbij verdachte is vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit, te weten moord respectievelijk doodslag.
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit (moord) zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 15 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tenlastelegging
primair
hij op of omstreeks 06 april 2007 te Tilburg opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een mes negen maal in de rug, althans in het lichaam van die [slachtoffer]gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer]is overleden;
subsidiair
hij op of omstreeks 06 april 2007 te Tilburg opzettelijk [slachtoffer]van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes negen maal in de rug, althans in het lichaam van die [slachtoffer]gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer]is overleden.
De beoordeling
- A.
Het aan de vordering van de advocaat-generaal ten grondslag gelegde standpunt komt er in de kern op neer, dat de ten laste gelegde moord kan worden bewezen verklaard op grond van de navolgende, uit het voorhanden bewijsmateriaal naar voren komende, omstandigheden:
- 1.
er is sprake van één dader, die blijkens het uitgevoerde schoensporenonderzoek tijdens de moord de naast het slachtoffer aangetroffen slippers, zijnde de slippers van verdachte, heeft gedragen; de verdachte heeft verklaard dat hij bij zijn thuiskomst omstreeks 17.45-18.00 uur -overeenkomstig de in zijn huis geldende gewoonte- zijn schoenen heeft uitgedaan en zijn slippers heeft aangetrokken;
- 2.
de dader moet een sleutel van de woning hebben gehad, aangezien daaraan geen braaksporen zijn gevonden en de politie deze bij haar komst omstreeks 21.30 uur geheel afgesloten heeft aangetroffen; de verdachte was de enige sleutelhouder die de gelegenheid heeft gehad om die woning af te sluiten;
- 3.
bij de verdachte is een bloedveeg op de enkel aangetroffen, waarvan is aangetoond dat dat bloed van het slachtoffer was; hij heeft hieromtrent een ongeloofwaardige verklaring afgelegd, te weten: dat het menstruatiebloed van het slachtoffer was dat in de nacht voorafgaand aan de moord op zijn been terecht is gekomen;
- 4.
de verdachte heeft een leugenachtige verklaring afgelegd omtrent de wijze waarop hij zijn woning na het aantreffen van het levenloze slachtoffer heeft verlaten; hij zou die hebben verlaten via de voordeur en deze enkel achter zich dicht getrokken hebben, maar de politie heeft die deur slotvast –op het nachtslot- gesloten aangetroffen;
- 5.
alleen de verdachte heeft de gelegenheid gehad zijn echtgenote te vermoorden; in het tijdvak tussen 17.30 en 18.20 uur was hij namelijk volgens eigen zeggen (alléén) met haar in de woning en dat een onbekende derde de moord zou hebben gepleegd in het daarop volgende tijdvak tussen 18.20 uur en het tijdstip waarop het slachtoffer levenloos werd aangetroffen, kan nagenoeg geheel kan worden uitgesloten, zodat ook in dat geval de verdachte de moordenaar moet zijn geweest.
Daarnaast heeft de advocaat-generaal gewezen op enige opmerkelijke zaken die uit het voorhanden bewijsmateriaal naar voren komen:
- 1.
op de sportschoenen die de verdachte bij zijn aanhouding droeg is geen enkel bloedspoor afkomstig van het slachtoffer aangetroffen, zulks terwijl de verdachte heeft verklaard dat hij na het aantreffen van het slachtoffer naast haar heeft gestaan en over haar heen is gesprongen en voorts dat hij in de keuken heeft gelopen waar ook bloed van het slachtoffer lag;
- 2.
de halflange zwarte lederen jas, die de verdachte volgens getuige [naam getuige] droeg toen deze hem omstreeks 18.30 uur op straat tegenkwam, is niet aangetroffen; voor die omstandigheid heeft de verdachte geen verklaring;
- 3.
de handen van de verdachte waren, toen hij kort nadat hij zijn echtgenote levenloos had aangetroffen werd onderzocht, zeer schoon en onder de nagels was ogenschijnlijk geen vuil aanwezig;
- 4.
op de spijkerbroek die de verdachte bij zijn aanhouding droeg zijn twee veegspoortjes en vijf verdunde bloedvlekjes aangetroffen; van die sporen, die alle bloed van het slachtoffer bevatten, is bij deskundigenonderzoek vastgesteld dat zij vanaf de buitenkant op de broek terecht zijn gekomen en voorts dat zij niet zijn ontstaan bij het plegen van de moord;
- 5.
op de witte sok die verdachte droeg aan de voet waarop de bloedveeg is aangetroffen, is geen bloed aangetroffen, hetgeen leidt tot de conclusie dat de sok moet zijn aangetrokken nadat het bloed op zijn enkel was terechtgekomen en was opgedroogd.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat voormelde opmerkelijke zaken passen in het scenario dat de verdachte na zijn daad sporen heeft gewist.
- B.
De verdachte, die zich ter terechtzitting in hoger beroep op zijn zwijgrecht heeft beroepen, heeft in het opsporingsonderzoek en ter terechtzitting in eerste aanleg consistent verklaard, dat hij het huis op de dag van de dood van zijn echtgenote aan het eind van de middag heeft verlaten en dat zij toen nog in leven was. Toen hij omstreeks 21.00 uur weer thuis is gekomen, was -anders dan gebruikelijk- de poort van de schuur noch de keukendeur slotvast afgesloten. In de woning trof hij zijn vrouw levenloos aan, waarna hij de woning heeft verlaten door de voordeur. Voordeur noch achterdeur zijn door hem afgesloten.
- C.
Het hof kan geen geloof hechten aan de verklaring van de verdachte over de plaats waar- en de wijze waarop hij na het aantreffen van het levenloze lichaam van zijn echtgenote zijn woning zou hebben verlaten, omdat deze verklaring strijdig is met de bevindingen van de politie.
Uit het opsporingsonderzoek is voorts gebleken dat op de rechterenkel van verdachte een bloedveeg is aangetroffen die bloed van het slachtoffer bevatte. Ter verklaring van de aanwezigheid van die bloedveeg heeft de verdachte aangevoerd dat die moet zijn ontstaan in de nacht voorafgaand aan de dag waarop zijn echtgenote het leven heeft gelaten, omdat zijn vrouw, die menstrueerde, in bed in aanraking moet zijn gekomen met zijn enkel.
Ook aan dit onderdeel van verdachtes verklaring kan het hof geen geloof hechten; het acht dat onaannemelijk, in aanmerking genomen dat bij het politie-onderzoek aan het in de woning aangetroffen beddengoed geen enkel bloedspoor is aangetroffen.
Dat laat echter onverlet dat geen bewijs ervoor bijgebracht is kunnen worden dat de bloedveeg op verdachtes enkel terecht is gekomen bij gelegenheid van de levensberoving.
- D.
Vast staat derhalve dat de verdachte kennelijk leugenachtig heeft verklaard omtrent de plaats waar- en de wijze waarop hij zijn woning na het aantreffen van het levenloze lichaam van zijn echtgenote heeft verlaten, zomede dat hij een ongeloofwaardige verklaring heeft afgelegd omtrent de wijze waarop een bloedveeg op zijn enkel terecht is gekomen.
Dié verklaringen evenwel zijn -op zich zelf dan wel in onderling verband en samenhang bezien- onvoldoende om de conclusie te wettigen dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde geweldshandelingen.
De hierboven onder A weergegeven “opmerkelijke zaken” leggen niet voldoende gewicht in de schaal om die conclusie anders te maken.
- E.
Het hof komt tot de slotsom, dat de bevindingen van het opsporingsonderzoek, van aanvullende technische onderzoeken en van het onderzoek ter terechtzitting de mogelijkheid openlaten dat een onbekend gebleven dader bijvoorbeeld door het slachtoffer is binnengelaten, heeft voldaan aan het ten huize van de verdachte (ook voor bezoekers) dwingend geldende voorschrift om in de hal schoeisel te verwisselen voor slippers, het slachtoffer heeft gedood en de woning aan de achterzijde, de keukendeur en de schuurpoort onafgesloten achterlatend, heeft verlaten.
Mitsdien kan het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis, waarvan beroep.
Aldus gewezen door
mr. H.D. Bergkotte, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. M.A.M. Wagemakers,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 6 april 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Wagemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.