NJ 2011/276
‘Wederrechtelijk toe-eigenen’ ontoereikend gemotiveerd.
HR 31-05-2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1987
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 mei 2011
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, H.A.G. Splinter-van Kan, M.A. Loth
- Zaaknummer
09/03645
- Conclusie
A-G Aben
- LJN
BQ1987
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BQ1987, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑05‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BQ1987, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑03‑2011
- Wetingang
Sr art. 321
Essentie
In de tenlastelegging en bewezenverklaring is het begrip ‘zich wederrechtelijk toe-eigenen’ gebezigd in de betekenis die daaraan in art. 321 Sr toekomt. Van zodanig toe-eigenen is sprake indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort (vgl. NJ 1990/256). Uit de inhoud der bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverweging kan niet zonder meer volgen dat de verdachte alle in de bewezenverklaring bedoelde goederen zich wederrechtelijk heeft toegeëigend in de hiervoor bedoelde zin.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.