De duur van de vervangende hechtenis is één dag langer dan ingevolge art. 22d, derde lid, Sr is toegestaan. Daarover wordt in cassatie evenwel niet geklaagd. Onder verwijzing naar HR 30 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:2006 ten aanzien van een ontoelaatbare combinatie van straffen laat ik dit punt verder rusten.
HR, 29-01-2019, nr. 17/02710
ECLI:NL:HR:2019:103
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29-01-2019
- Zaaknummer
17/02710
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2019:87, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑01‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:103
ECLI:NL:HR:2019:103, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑01‑2019; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:87
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0161
Conclusie 29‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Gewoontewitwassen, art. 420ter Sr. Bewijsklacht. HR t.a.v. middel: art. 81.1 RO. HR ambtshalve: Hof heeft verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 95 uren, subsidiair 48 dagen hechtenis. Art. 22d.3 Sr schrijft voor dat voor elke twee uren van de taakstraf niet meer dan één dag vervangende hechtenis wordt opgelegd. De door het Hof bepaalde vervangende hechtenis is met dit voorschrift in strijd. HR leest de bestreden uitspraak met verbetering van die misslag.
Nr. 17/02710 Zitting: 18 december 2018 | Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 14 april 2017 de verdachte vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde en hem wegens 1. “van het plegen van witwassen een gewoonte maken” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 95 uren subsidiair 48 dagen hechtenis.1.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het gaat in deze zaak om het volgende. De verdachte kocht en verkocht in het kader van de onderneming Agri Sale kweekbenodigdheden. Het gaat daarbij om producten die worden gebruikt in hennepkwekerijen. Met de verkoop van kweekbenodigdheden heeft de verdachte zich volgens het hof schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van hennep. De contante geldbedragen die de verdachte ontving voor de verkoop van de kweekbenodigdheden en de met die geldbedragen aangeschafte personenauto’s zijn daarom volgens het hof van misdrijf afkomstig. De zaak is eerder bij de Hoge Raad aanhangig geweest.2.
4. Het middel behelst de klacht dat de bewijsvoering van het hof de bewezenverklaring niet kan dragen.
5. Ten laste van de verdachte heeft het hof onder 1 bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 1 januari 2002 tot 30 oktober 2007 te Lelystad, althans in Nederland,
een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, hierin bestaande dat verdachte telkens,
geldbedragen en personenauto's, te weten een Opel Astra, een BMW X5 en een VW Golf heeft verworven, voorhanden gehad en omgezet, terwijl hij wist dat die voorwerpen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf”.
6. Deze bewezenverklaring steunt op 24 bewijsmiddelen.
7. Het verkorte arrest bevat daarnaast – voor zover voor de bespreking van het middel van belang – de volgende bewijsoverwegingen:
“Aan verdachte is (onder meer) ten laste gelegd dat hij geld en goederen voorhanden heeft gehad die (on)middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf.
(…)
Het hof is van oordeel dat het dossier voldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat verdachte zich met zijn bedrijfsactiviteiten (telkens) heeft schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van hennep. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
1. Verdachte kocht en verkocht kweekbenodigdheden. Het gaat hierbij om materialen die gebruikt worden in hennepkwekerijen. In 2007 kocht verdachte materialen bij de groothandel H.G.P. Hierbij gaat het om (grote hoeveelheden) stektrays en -dozen, potten, aarde, lampen, CAN filters, droogrekken, schakelborden, vaten, tuinslangen etc. Behalve nieuwe spullen kocht verdachte ook gebruikte spullen. Verdachte heeft over de koop van gebruikte spullen verklaard en tevens zijn inkoopfacturen aangetroffen. Zoals de factuur nr. 59 met datum 14 april 2004 waarop staat 25 trafo’s, 35 afzuigers, 500 tl lampen, 1 knipmachine, 7 watertonnen en 5 stroomkasten.
2. Verdachte geeft geen informatie prijs over zijn klanten. Tijdens de verhoren wil hij niets over zijn klanten verklaren en ook houdt hij geen verkoopfacturen bij.
3. Verdachte maakt hoge winsten op de verkoop van kweekproducten, omdat hij de spullen naar de kopers toebrengt, zodat ze niet zelf naar een growshop hoeven gaan waar ze gezien kunnen worden.
4. Verdachte ontving telkens contante bedragen voor de verkoop van kweekbenodigdheden.
5. Op 8 december 2007 werd naar aanleiding van een anonieme tip een hennepkwekerij aangetroffen op het adres [a-straat] in Lelystad. Volgens de eigenaar werd er in de woning al sinds 2004 hennep gekweekt en zou verdachte bij die hennepkwekerij betrokken zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij daar wel eens spullen afleverde. De naam van de klant wil hij niet noemen.
Gelet op aard van de goederen die verdachte verkocht, het verzwijgen van namen van de afnemers, waardoor het waarheidsgehalte van zijn verklaring niet kan worden onderzocht, en de hoge winsten die verdachte maakte op de verkoop van kweekspullen, kan het niet anders zijn dan dat verdachte die spullen afleverde aan personen die een hennepkwekerij hadden of een hennepkwekerij aan het opbouwen waren. Verdachte, die de namen van zijn afnemers wel kent, heeft weliswaar in abstracto gesteld dat de spullen ook voor het telen van andere gewassen geschikt zijn, maar niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt dat afnemers dat in concreto deden.
Gelet op het vorenstaande heeft verdachte in de tenlastegelegde periode inkomsten uit eigen misdrijf genoten.
Personenauto ’s
De contante geldbedragen die verdachte aldus heeft ontvangen heeft hij onder andere besteed aan de aankoop van personenauto’s. De personenauto’s die verdachte heeft verworven en voorhanden heeft gehad kunnen derhalve worden aangemerkt als niet onmiddellijk, maar via omzetting en/of gebruikmaking van die geldbedragen, afkomstig uit eigen misdrijf. (…)
Geldbedragen
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 3 april 2017 verklaard dat hij de opbrengst van de activiteiten van Agri Sale, te weten de contante geldbedragen die hij ontving voor de verkoop van de kweekbenodigdheden, ook heeft gebruikt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud van zichzelf en zijn gezin. Door deze aanwending van genoemde bedragen heeft hij deze omgezet, dan wel gebruikt in de zin artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij wist dat die geldbedragen afkomstig waren uit eigen misdrijf.
Aldus heeft de verdachte ook de criminele herkomst van zijn winst willen verhullen.”
8. Het middel klaagt niet over de kwalificatie, maar over het bewijs. De Hoge Raad casseerde in de vorige ronde in deze zaak vanwege een motiveringsgebrek dat zag op de kwalificatie. Het oordeel van het hof dat de bedrijfsactiviteiten van de verdachte, bestaande uit het verkopen van benodigdheden voor het kweken van hennep, moeten worden aangemerkt als ‘medeplichtigheid aan (poging tot) het telen van hennep’, getuigde volgens de Hoge Raad niet van een onjuiste rechtsopvatting en was niet onbegrijpelijk.
9. Het middel valt, zo begrijp ik uit de toelichting, uiteen in twee deelklachten. De eerste deelklacht houdt in dat de bewijsvoering van het hof niets inhoudt waaruit blijkt dat de verdachte opzet had op de teelt van hennep door de afnemers van de kweekbenodigdheden.
10. Uit de bewijsvoering volgt onder meer het volgende:(i) de verdachte kocht en verkocht kweekbenodigdheden die worden gebruikt in hennepkwekerijen;(ii) de verdachte heeft geen informatie over zijn afnemers willen geven en ook geen verkoopadministratie bijgehouden, waardoor de afnemers niet zijn getraceerd;(iii) de verdachte maakte hoge winsten, omdat hij de spullen naar de kopers toe bracht. Daardoor hoefden de klanten niet zelf naar een ‘growshop’ te gaan, waar zij gezien zouden kunnen worden;(iv) de verdachte ontving telkens contante bedragen voor de verkoop van kweekbenodigdheden, waardoor de afnemers ook niet via de betalingen waren te traceren;(v) naar aanleiding van een anonieme tip is een hennepplantage aan de [a-straat] te Lelystad aangetroffen. Volgens de eigenaar werd in de woning sinds 2004 hennep gekweekt en zou de verdachte bij die hennepkwekerij betrokken zijn. De verdachte heeft verklaard dat hij daar wel eens spullen afleverde. De naam van de klant wilde hij niet noemen.
11. In de overweging van het hof dat het dossier voldoende aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat de verdachte zich met zijn bedrijfsactiviteiten heeft schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van hennep ligt als het oordeel van het hof besloten dat de verdachte niet alleen opzettelijk de kweekbenodigdheden verschafte aan de afnemers, maar dat zijn opzet ook – al dan niet in voorwaardelijke zin –gericht was op de teelt van hennep door de afnemers. Dat oordeel komt mij in het licht van de in de bewijsoverwegingen vastgestelde feiten en omstandigheden, die volgen uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen, niet onbegrijpelijk voor. Daarbij neem ik mede in aanmerking dat uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte bij de in Lelystad aangetroffen hennepkwekerij niet alleen de kweekbenodigdheden heeft aangeleverd, maar ook overigens betrokken was. Hierbij merk ik nog op dat de bewezenverklaring, voor zover inhoudende “in de periode van 1 januari 2002 tot 30 oktober 2007”, niet impliceert dat de verdachte van de eerste tot en met de laatste dag van de bewezen verklaarde periode zich aan de desbetreffende feiten schuldig heeft gemaakt.
12. Aldus heeft het hof uit de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden dat de contante geldbedragen die de verdachte ontving voor de verkoop van de kweekbenodigdheden en de met die geldbedragen gekochte personenauto’s onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf. De bewezenverklaring is daarmee in zoverre voldoende met redenen omkleed, zodat de eerste deelklacht faalt.
13. De tweede deelklacht houdt in dat het hof ten onrechte de bewijslast zou hebben omgekeerd met zijn overweging dat de verdachte in abstracto heeft gesteld dat de spullen ook voor het telen van andere gewassen geschikt zijn, maar niet gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt dat afnemers dat in concreto deden.
14. Het hof heeft met zijn overweging kennelijk tot uitdrukking willen brengen dat de verdachte wel in zijn algemeenheid naar voren heeft gebracht dat de kweekbenodigdheden ook geschikt waren voor de teelt van andere gewassen, maar dat door of namens de verdachte geen alternatieve lezing is gegeven, inhoudende dat de afnemers de kweekbenodigdheden gebruikten voor de teelt van andere gewassen dan hennep. Aldus gelezen is van een omkering van de bewijslast geen sprake, zodat ook de tweede deelklacht faalt.
15. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging.
16. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
17. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑01‑2019
HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3059.
Uitspraak 29‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Gewoontewitwassen, art. 420ter Sr. Bewijsklacht. HR t.a.v. middel: art. 81.1 RO. HR ambtshalve: Hof heeft verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 95 uren, subsidiair 48 dagen hechtenis. Art. 22d.3 Sr schrijft voor dat voor elke twee uren van de taakstraf niet meer dan één dag vervangende hechtenis wordt opgelegd. De door het Hof bepaalde vervangende hechtenis is met dit voorschrift in strijd. HR leest de bestreden uitspraak met verbetering van die misslag.
Partij(en)
29 januari 2019
Strafkamer
nr. S 17/02710
DAZ/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 14 april 2017, nummer 21/001389-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
3.1.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van "van het plegen van witwassen een gewoonte maken" veroordeeld tot een taakstraf van 95 uren, subsidiair 48 dagen hechtenis.
3.2.
Art. 22d, derde lid, Sr schrijft voor dat voor elke twee uren van de taakstraf niet meer dan één dag vervangende hechtenis wordt opgelegd. De door het Hof bepaalde vervangende hechtenis is met dit voorschrift in strijd. De Hoge Raad leest de bestreden uitspraak met verbetering van die misslag.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verstaat dat het Hof de vervangende hechtenis heeft bepaald op 47 dagen;
verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2019.