NJ 2022/97
Afwijzing verzoek tot horen getuige mishandeling niet zonder meer begrijpelijk; dit leidt niet tot cassatie, omdat verdachte onvoldoende belang heeft bij vernietiging op dit punt.
HR 15-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:174
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 februari 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
20/03396
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS637819:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:174, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑02‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1165, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑12‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑07‑2021
- Wetingang
Essentie
Afwijzing van het verzoek tot het horen van (aangeefster van mishandeling als) getuige, omdat het verzoek onvoldoende is onderbouwd en het hof zich voldoende geïnformeerd acht. Dit oordeel is niet zonder meer begrijpelijk. Dit leidt niet tot cassatie, omdat verdachte onvoldoende belang heeft bij vernietiging op dit punt. Daarbij neemt de Hoge Raad de door de rechter-commissaris geboden compensatiemogelijkheid in aanmerking.
Samenvatting
Het hof heeft het verzoek tot horen van aangeefster van mishandeling als getuige afgewezen, omdat het verzoek onvoldoende is onderbouwd en het hof zich voldoende geïnformeerd acht. Dit oordeel is niet zonder meer begrijpelijk, nu verdachte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.