RvdW 2016/868
Aansprakelijkheid uit onrechtmatige (overheids)daad jegens ‘derde’ wegens normschending bij weigering aanvraag bouwvergunning?; vereist dat benadeelde belanghebbende is in zin Awb?
HR 08-07-2016, ECLI:NL:HR:2016:1454
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 juli 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, C.E. du Perron
- Zaaknummer
15/01908
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bouwrecht (V)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:1454, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑07‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:612, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑04‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑03‑2015
- Wetingang
Art. 1:2 Awb; art. 6:162 BW
Essentie
Aansprakelijkheid uit onrechtmatige (overheids-)daad jegens ‘derde’ wegens normschending bij weigering aanvraag bouwvergunning?; vereist dat benadeelde belanghebbende is in zin Awb?
Voor aansprakelijkheid jegens een benadeelde op grond van de in deze zaak ingeroepen normen (overschrijding wettelijke beslistermijn en niet publiceren van bouwvergunning waarover van rechtswege wordt beschikt) is niet vereist dat de benadeelde belanghebbende is in de zin van art. 1:2 Awb. Denkbaar is immers dat de belangen van bepaalde ‘derden’, kenbaar voor het bestuursorgaan, in zodanige mate betrokken zijn bij een besluit, dat het bestuursorgaan ook jegens deze derden — afhankelijk van de verdere omstandigheden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.