HR, 27-01-2017, nr. 15/03562
ECLI:NL:HR:2017:77
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
27-01-2017
- Zaaknummer
15/03562
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:77, Uitspraak, Hoge Raad, 27‑01‑2017; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2015:1761, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:223, Gevolgd
- Vindplaatsen
NLF 2017/0644 met annotatie van Heleen Elbert
Uitspraak 27‑01‑2017
Inhoudsindicatie
BPM; art. 10, lid 2, Wet BPM en art. 8, lid 4, letter a, Uitvoeringsregeling BPM; heffing bpm ter zake van de registratie van een in het buitenland aangekochte, gebruikte auto; bepaling hoogte van de afschrijving van de historische nieuwprijs aan de hand van prijs die handelaar aan een particulier betaalt bij aankoop van gelijksoortige in Nederland geregistreerde personenauto’s (‘marge-auto’).
Partij(en)
27 januari 2017
nr. 15/03562
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 juni 2015, nrs. BK‑14/00771 tot en met BK‑14/00831, op het hoger van de Inspecteur en het incidentele hoger beroep van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nrs. SGR 12/6733, SGR 12/6827, SGR 12/6828, SGR 12/6845, SGR 12/6846, SGR 12/6847, SGR 12/6849, SGR 12/6850, SGR 12/6851, SGR 12/6855, SGR 12/6857, SGR 12/6858, SGR 12/6859, SGR 12/6861, SGR 12/6862, SGR 12/6864, SGR 12/6867, SGR 12/6868, SGR 12/6888, SGR 12/6935, SGR 12/6938, SGR 12/6942, SGR 12/6944, SGR 12/6948, SGR 12/6959, SGR 12/6960, SGR 12/6961, SGR 12/6973, SGR 12/7001 tot en met SGR 12/7006, SGR 12/7008 tot en met SGR 12/7014, SGR 12/7016, SGR 12/7017 tot en met SGR 12/7025, SGR 12/7027, SGR 12/7028, SGR 12/7030, SGR 12/7036, SGR 12/7038, SGR 12/7042, SGR 12/7044 SGR 12/7046, SGR 12/7047 en SGR 12/7049) betreffende 61 maal door belanghebbende op aangifte voldane bedragen aan belasting van personenauto's en motorrijwielen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 6 april 2016 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie (ECLI:NL:PHR:2016:223).
Zowel de Staatssecretaris als belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd. Voor zover vorenbedoelde reactie van de zijde van belanghebbende klachten bevat tegen ’s Hofs beslissing met betrekking tot de rente, slaat de Hoge Raad daarop geen acht, aangezien belanghebbende geen principaal beroep in cassatie heeft ingesteld en de klachten evenmin heeft aangevoerd binnen de termijn waarbinnen incidenteel beroep in cassatie kon worden ingesteld.
2. Beoordeling van de middelen
2.1.
Middel I faalt op de gronden die zijn vermeld in het heden in de zaak met nummer 15/02273 uitgesproken arrest van de Hoge Raad, waarvan een geanonimiseerd afschrift aan dit arrest is gehecht.
2.2.
Middel II kan evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 15/03561 met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 1485, derhalve € 742,50, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt, P.M.F. Van Loon, L.F. van Kalmthout en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2017.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 497.