Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten
Einde inhoudsopgave
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/8.4:8.4 Factoren die van invloed zijn op de procedurele eisen onder materiële EVRM-rechten
Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten 2017/8.4
8.4 Factoren die van invloed zijn op de procedurele eisen onder materiële EVRM-rechten
Documentgegevens:
T. de Jong, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
T. de Jong
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Hoofdstuk 6, paragraaf 6.6.
Overige in de literatuur genoemde factoren zien op de ‘reasonable knowledge’ test of de ‘fair balance’ test. Deze worden echter niet genoemd in de tests bij procedurele onderzoeks- en rechtsbeschermingsverplichtingen.
Zie hoofdstuk 6, i.h.b. par. 6.3.4 en par. 6.5.
In Roma-zaken, zie hoofdstuk 6, paragraaf 6.3.3.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voor de nationale autoriteiten is het praktisch om op de hoogte te zijn van omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de toets aan de procedurele eisen als onderdeel van de materiële Verdragsbepaling. Bovendien is het voor de rechtszoekende (burger) nuttig om te weten wat de invloed is van deze omstandigheden op zijn rechtsbescherming in mensenrechten gerelateerde kwesties. In de voorgaande hoofdstukken is de casuïstische aard van de EHRM-jurisprudentie meerdere keren aan bod gekomen, en geïllustreerd aan de hand van diverse uitspraken van het Hof. In deze hoofdstukken is daarnaast eveneens zijdelings al gewezen op een aantal factoren dat van invloed kan zijn op de striktheid van de procedurele eisen als onderdeel van de materiële EVRM-bepalingen. Deze factoren bieden enerzijds handvaten voor zowel de nationale autoriteiten als de burger, en anderzijds heeft een aantal van deze factoren een meer alarmerende functie ten aanzien van de overheid. Ik zal dit toelichten.
Het meest helder en duidelijk zijn de beïnvloedingsfactoren te onderscheiden in de artikel 3 en 8 EVRM-jurisprudentie. In asielzaken onder artikel 3 EVRM zien we in de jurisprudentie een aantal van de onder artikel 8 EVRM genoemde factoren terug. Bij een voorgenomen uitzetting die potentieel in strijd komt met artikel 3 EVRM bestaat immers ook gevaar voor de factor onomkeerbare schade en dit voert de procedurele verplichtingen voor de nationale gezagsdragers op. Ook het belang van het kind en het behoren tot een kwetsbare groep zijn factoren die we in de 3 EVRM-asielzaken terug zien. Deze factoren spelen dan een rol bij het onderzoek op nationaal niveau naar de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
In de conclusie van het artikel 8 EVRM-hoofdstuk1 is te lezen dat uit de EHRM-jurisprudentie een viertal factoren kan worden afgeleid.2 Hoewel deze factoren het meest duidelijk in de artikel 33 en 8 EVRM-rechtspraak zichtbaar zijn, zijn deze factoren potentieel ook in zaken van toepassing waarin andere EVRM-bepalingen op het spel staan.
In de eerste plaats speelt de vraag of sprake is van een fundamenteel recht een rol bij wat het Hof van de Staat verlangt ten aanzien van de procedurele verplichtingen. Indien iets van ‘vital interest’4 is of wanneer het gaat om ‘intimate or key rights’5 van betrokkene, kan dit reden zijn voor het Hof om de procedurele eisen op te schroeven.
In de tweede plaats is de ernst van de inmenging in combinatie met de potentiële onomkeerbare schade een factor die als een alarmbel fungeert voor de nationale autoriteiten. In het geval van onomkeerbare schade of onomkeerbare beslissingen moeten de autoriteiten namelijk extra zorgvuldig te werk gaan. Daarnaast mag de burger meer van de Staat verwachten op procedureel vlak wanneer het gaat om een ernstige/ingrijpende inmenging, en dreigende onomkeerbare schade of een lastig terug te draaien besluit. In de vorige paragraaf kwam ook al aan de orde dat de mate van ingrijpendheid van de inmenging van invloed is op de wijze waarop de procedurele eisen dienen te worden nageleefd op nationaal niveau.
In de derde plaats kan gewezen worden op de factor ‘behorend tot een kwetsbare groep’. Indien dit namelijk het geval is, kan dit tot gevolg hebben dat van de Staat meer wordt verwacht op procedureel vlak. Dit kan betekenen dat het feit dat het gaat om een persoon behorend tot een kwetsbare groep een rol dient te spelen in de nationale belangenafweging. Hoeveel gewicht dit dan toekomt, volgt niet altijd duidelijk uit de EHRM-jurisprudentie.
Met deze derde factor, houdt de vierde factor nauw verband. Het Hof hecht veel waarde aan het belang van het kind. Hetgeen in het beste belang van het kind is, dient de voorkeur te krijgen. Opnieuw is het Hof niet heel helder ten aanzien van de omvang van het gewicht dat het belang van het kind dient te krijgen in de nationale belangenafweging.
Voorgaande factoren kunnen extra zorgvuldig handelen van de nationale autoriteiten ‘triggeren’. Deze factoren kunnen dan een rol spelen in de belangenafweging en/of de verplichting tot het doen van zorgvuldig onderzoek.
In veel mindere mate spelen deze factoren een rol in artikel 2 en 3 EVRM-zaken omdat het absolute karakter van deze artikelen geen ruimte laat voor een belangenafweging. De plichten onder artikel 2 EVRM zijn strenger op het moment dat de betrokkene zich onder de directe verantwoordelijkheid van de Staat bevindt. Zo kan het feit dat het gaat om een gevangene – ressorterend onder de macht van de Staat – tot gevolg hebben dat de plichten voor de Staat toenemen. Hij bevindt zich immers in een van de Staat afhankelijke positie en dat maakt hem kwetsbaar.
Resumé
Ondanks de casuïstische jurisprudentie van het Straatsburgse Hof kunnen de door mij genoemde factoren wel handvaten bieden voor zowel de nationale autoriteiten als de burger. De uitkomst van het oordeel dat Straatsburg zal geven, blijft lastig te voorspellen. Uit de aanwezigheid van een of meer factoren kan echter wel worden afgeleid dat procedurele waakzaamheid aan de zijde van de nationale autoriteiten dan geboden is. In de gevallen dat een (of meerdere) van deze factoren aan de orde is (/zijn) betekent dit doorgaans voor de Staat een extra verplichting een procedurele stap te zetten. Omgekeerd betekent de aanwezigheid van deze factoren voor de burger een uitgebreidere procedurele bescherming. Wanneer een Staat deze factoren in zijn nationale systeem verankert, en het dus mogelijk maakt om onder omstandigheden af te wijken van gestandaardiseerde besluitvorming, is hij in het licht van het EVRM minder kwetsbaar.