Einde inhoudsopgave
Besluit aftrek van omzetbelasting 2020
4.2.2 Vermogensetikettering en aftrek bij privégebruik van roerende investeringsgoederen
Geldend
Geldend vanaf 15-12-2020
- Bronpublicatie:
24-11-2020, Stcrt. 2020, 63000 (uitgifte: 14-12-2020, regelingnummer: 2020-167584)
- Inwerkingtreding
15-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-11-2020, Stcrt. 2020, 63000 (uitgifte: 14-12-2020, regelingnummer: 2020-167584)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Een ondernemer kan een roerend investeringsgoed1. bij aanschaf bestemmen voor zakelijk gebruik, privégebruik of een combinatie daarvan. De term 'privégebruik' heeft betrekking op het privégebruik van de ondernemer of het privégebruik van zijn personeel waar tegenover geen vergoeding staat, of meer in het algemeen, op gebruik voor andere dan bedrijfsdoeleinden zonder dat daar een vergoeding tegenover staat (artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet). Onder gebruik voor 'andere dan bedrijfsdoeleinden' wordt niet begrepen gebruik voor niet-economische handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen2.. Als een roerend investeringsgoed naast gebruik voor privédoeleinden alleen wordt gebruikt voor handelingen waarvoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat, leidt het privégebruik op zichzelf bezien niet tot aftrek van voorbelasting3.. Aan een fictieve dienst ingevolge artikel 4, tweede lid, van de wet in verband met het privégebruik wordt dan niet toegekomen. Indien de ondernemer het goed uitsluitend bestemt voor privégebruik kan het goed niet tot zijn bedrijfsvermogen gerekend worden.
Hierna worden de keuzes behandeld die gemaakt kunnen worden bij de aanschaf van een roerend investeringsgoed dat een ondernemer zowel bestemt voor zakelijk gebruik als voor privégebruik4..
Ad a. Het investeringsgoed wordt geheel gerekend tot zijn bedrijfsvermogen
De zakelijke etikettering van het goed als zodanig creëert voor de ondernemer nog geen recht op aftrek. De ondernemer heeft recht op aftrek van de btw die aan hem in rekening is gebracht voor de aanschaf van het goed (de aanschaf-btw), voor zover hij het goed bestemt en gebruikt voor belaste handelingen die voor derden worden verricht. Voor zover het goed daarnaast voor privé wordt gebruikt, blijft de aftrek in stand en vindt een belaste handeling plaats als bedoeld in artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de wet of artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de wet5.. Gebruik voor vrijgestelde handelingen en niet-economische handelingen geeft geen recht op aftrek van belasting.
Ad b. Het investeringsgoed wordt gedeeltelijk tot het bedrijfsvermogen gerekend
De ondernemer kan er voor kiezen het goed tot zijn bedrijfsvermogen te rekenen zonder het gedeelte dat hij bestemt en gebruikt voor privédoeleinden (dit rekent hij tot zijn privévermogen). Voor het bestemmen en gebruiken voor privédoeleinden bestaat dan geen recht op aftrek voor de aanschaf-btw. Voor het gedeelte dat tot het bedrijfsvermogen behoort, ontstaat alleen recht op aftrek van de aanschaf-btw dat de ondernemer bestemt en vervolgens gebruikt voor belaste handelingen zoals hiervoor onder a) beschreven.
De ondernemer krijgt geen aanvullend recht op aftrek van de aan het betreffende boekjaar toerekenbare aanschaf-btw als het gebruik voor belaste handelingen van het investeringsgoed tijdens de herzieningstermijn toeneemt ten koste van het gebruik van het gedeelte dat niet tot het bedrijfsvermogen is gerekend. Het recht op aftrek respectievelijk herziening van de aftrek blijft beperkt tot het deel van het goed dat tot het bedrijfsvermogen is gerekend.
Ad c. Het goed wordt volledig gerekend tot het privévermogen
De ondernemer heeft geen recht op aftrek van de aanschaf-btw ook al bestemt en gebruikt hij het goed deels voor belaste handelingen. De ondernemer heeft het goed volledig privé geëtiketteerd en heeft het goed daardoor buiten de werkingssfeer van de btw geplaatst. Hij kan niet op deze keuze terugkomen. De ondernemer hoeft geen btw te voldoen over het privégebruik van het goed en handelt bij de doorlevering niet als ondernemer, mits de ondernemer dat goed levert in het kader van het beheer van zijn privévermogen en niet in dat van de uitoefening van een economische activiteit6..
Voetnoten
Het btw-regime voor het privégebruik van onroerende zaken is met ingang van 1 januari 2011 veranderd (zie § 4.3). Met ingang van die datum geldt dat slechts recht op aftrek van belasting bestaat voor zover de onroerende zaak tot het bedrijfsvermogen is gerekend én wordt gebruik voor bedrijfsactiviteiten die bestaan in belaste handelingen (artikel 15, eerste lid, slotalinea, tweede zin, van de wet).
HvJ 12 februari 1999, zaak C-515/07 (VNLTO), ECLI:EU:C:2009:88.
Vgl. HvJ 23 april 2009, zaak C-460/07 (Sandra Puffer), ECLI:EU:C:2009:254, r.o. 49.
Dit geldt ook voor onroerende zaken geleverd vóór 1 januari 2011.
Zie HvJ 23 april 2009, zaak C-460/07 (Sandra Puffer), ECLI:EU:C:2009:254, r.o. 41.
Zie r.o. 22 van HvJ 9 juli 2015, zaak C-331/14 (Petar Kezić), ECLI:EU:C:2015:456, r.o. 39 en 40 van HvJ 15 september 2011, zaken C-180/10 en C-181/10 (Slaby e.a.), ECLI:EU:C:2011:589 en r.o. 24 en 25 van HvJ 9 juli 2015, zaak C-331/14 (Petar Kezić), ECLI:EU:C:2015:456. Hoewel de btw begrepen in de aanschafprijs van het investeringsgoed niet aftrekbaar is, kan de btw begrepen in gebruikskosten van het goed wel aftrekbaar zijn voor zover het gebruik recht op aftrek geeft.