Hof Amsterdam, 01-03-2007, nr. 1616/05
ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9977
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
01-03-2007
- Magistraten
Mrs. R.A. Steenbergen, M.P. van Achterberg, G.C. Makkink
- Zaaknummer
1616/05
- LJN
BA9977
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2007:BA9977, Uitspraak, Hof Amsterdam, 01‑03‑2007
Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BG6443, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 01‑03‑2007
Mrs. R.A. Steenbergen, M.P. van Achterberg, G.C. Makkink
Partij(en)
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RUWA BULBS B.V.,
gevestigd te Lisse,
APPELLANTE,
procureur: mr. F.B. Falkena,
tegen
- 1.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid […] B.V.,
- 2.
de vennootschap onder firma […] v.o.f.,
beide gevestigd te […], gemeente […],
- 3.
[…],
- 4.
[…],
beiden wonend te […], gemeente […],
GEÏNTIMEERDEN,
procureur: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.
1. Het geding in hoger beroep
Appellante wordt hierna Ruwa Bulbs genoemd. Geïntimeerden worden gezamenlijk aangeduid als [geïntimeerden] en afzonderlijk als [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 2], [geïntimeerde sub 3] en [geïntimeerde sub 4].
Bij dagvaarding van 8 augustus 2005 is Ruwa Bulbs in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank te Haarlem van 13 juli 2005, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 108884/HA ZA 05-12 gewezen tussen Ruwa Bulbs als eiseres en [geïntimeerden] als gedaagde.
Ruwa Bulbs heeft bij memorie vijf grieven tegen het vonnis aangevoerd, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en alsnog de vordering van Ruwa Bulbs zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van beide instanties.
[Geïntimeerden] hebben geantwoord, bewijs aangeboden en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof het vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Ruwa Bulbs in de kosten van het hoger beroep.
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.
2. De grieven
Voor de grieven wordt verwezen naar de desbetreffende memorie.
3. De feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2, a tot en met e, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof die feiten tot uitgangspunt neemt.
4. De beoordeling
4.1
Tussen partijen staat (onder meer) het volgende vast:
4.1.1
[Geïntimeerde sub 3 en 4] zijn vennoten van het bloembollenbedrijf [geïntimeerde sub 2]. Het bloembollenbedrijf is op 31 maart 2004 ingebracht in [geïntimeerde sub 1].
4.1.2
Ruwa Bulbs is een investeringsmaatschappij in de bloembollenbranche.
4.1.3
[Geïntimeerde sub 2] heeft op of omstreeks juni 2004 een verzoekschrift bij het scheidsgerecht voor de Bloembollenhandel (hierna: het scheidsgerecht) ingediend, dat zich onder meer richtte tot Ruwa Bulbs en waarin werd verzocht te verklaren voor recht dat tussen partijen met betrekking tot een partij bloembollen rechtsgeldig een koopovereenkomst tot stand was gekomen (hierna: de overeenkomst) en voorts Ruwa Bulbs te veroordelen tot acceptatie van de genoemde partij en tot betaling per 31 oktober 2004 van een koopsom van € 49.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 31 oktober 2004 tot de dag der voldoening. In het verzoekschrift zijn onder meer de volgende stellingen opgenomen:
‘koopovereenkomsten
(…)
4.
Met verweerder sub III (Ruwa Bulbs; toevoeging hof) heeft [geïntimeerde] op 3 maart 2003 een koopovereenkomst gesloten voor de verkoop van 7 kg tulpenbollen in de cultivar ‘173-279-91-1 Gele Parkiet’ een en ander als nader omschreven in het koopbriefje met nummer 16499 (productie 3), tegen een prijs van € 7.000,00 per kg.
(…)
8.
De koopovereenkomsten zijn tot stand gekomen via bemiddeling door SBC. Op de overeenkomsten zijn, zoals gezegd, het reglement van SBC van toepassing.
(…)
In het reglement van SBC wordt verwezen naar het Handelsreglement. Artikel 1.4 van het handelsreglement bepaalt dat indien van een overeenkomst een koopbriefje is opgemaakt, dan wordt de partij die dat heeft afgegeven of zonder protest heeft behouden vermoed te zijn toegetreden tot een overeenkomst op de in dat briefje omschreven condities.
(…)
Verweerders hebben de inhoud van de aan hen verzonden koopbriefjes niet of niet tijdig betwist.’
4.1.4
Ruwa Bulbs heeft hierop een verweerschrift bij het scheidsgerecht ingediend, waarin zij onder meer het volgende heeft aangevoerd:
- ‘1.
Verweerder, hierna te noemen: Ruwa, ontkent de in het verzoekschrift genoemde koopovereenkomst met verzoekster, hierna: […] te hebben gesloten.
(…)
- 6.
[…] stelt dat het reglement van SBC van toepassing is op deze transactie. Nu er volgens Ruwa geen transactie is, is ook het reglement niet van toepassing.
(…)
- 10.
Nu er geen overeenkomst is tussen partijen, zijn zij ook geen arbitrage overeengekomen, en is Uw College niet bevoegd van deze zaak kennis te nemen.’
4.1.5
Bij uitspraak van 7 oktober 2004 (hierna te noemen: het arbitrale vonnis) heeft het scheidsgerecht het verzoek van [geïntimeerde sub 2] ten aanzien van Ruwa Bulbs toegewezen en daarbij onder meer het volgende overwogen:
‘5. Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 1052 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het Scheidsgerecht gerechtigd over haar eigen bevoegdheid te oordelen. Dat vergt in dit geval — waar de bevoegdheid van het Scheidsgerecht niet gebaseerd kan worden op het lidmaatschap van de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur van zowel eiser als gedaagde — een onderzoek naar de vraag of de door [geïntimeerde sub 2] gestelde overeenkomst daadwerkelijk tot stand is gekomen.
(…)
Het vorenstaande brengt allereerst mee dat het beroep van Ruwa Bulbs op de onbevoegdheid van het Scheidsgerecht moet worden verworpen. In dat verband overweegt het Scheidsgerecht dat Ruwa Bulbs dit beroep uitsluitend gegrond heeft op de stelling dat zij nimmer zou zijn toegetreden tot de door SBC met voormeld koopbriefje bevestigde transactie en niet heeft betwist dat indien aangenomen zou moeten worden dat die overeenkomst wel tot stand zou zijn gekomen, daarop het reglement van SBC van toepassing is, welk reglement het Handelsreglement voor de Bloembollenhandel van toepassing verklaart. Laatstgenoemd reglement bevat een arbitraal beding, op grond waarvan het Scheidsgerecht bevoegd is het onderhavige geschil te beoordelen.’
4.2
In de onderhavige procedure vordert Ruwa Bulbs vernietiging van het arbitrale vonnis op grond van artikel 1065, lid 1, sub a, sub d en sub e Rv, waarbij zij betoogt dat het scheidsgerecht zich ten onrechte bevoegd heeft geacht van het geschil kennis te nemen (sub a) en dat het arbitrale vonnis niet met redenen is omkleed (sub d) dan wel strijdt met de openbare orde of goede zeden (sub e).
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis geoordeeld dat geen van de genoemde vernietigingsgronden zich voordoet en de vordering van Ruwa Bulbs afgewezen.
4.3
Met de grieven 1, 2 en 3, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, richt Ruwa Bulbs zich, kort gezegd, tegen het oordeel van de rechtbank dat het scheidsgerecht zich op de voet van artikel 1052 Rv terecht bevoegd heeft geacht om van het aan hem voorgelegde geschil kennis te nemen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat Ruwa Bulbs in haar verweerschrift slechts heeft aangevoerd dat het reglement van SBC niet van toepassing is omdat er volgens haar geen overeenkomst tot stand is gekomen.
4.4
Ruwa Bulbs betoogt dat zij in de arbitrale procedure voor alle weren een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht heeft gedaan op de grond dat tussen partijen iedere overeenkomst, en dus ook de overeenkomst tot arbitrage ontbreekt. De rechtbank heeft miskend dat zij slechts dan niet gehouden is ten volle te toetsen of een geldige overeenkomst tot arbitrage aanwezig is (artikel 1065, lid 2 Rv), indien Ruwa Bulbs zich in de arbitrale procedure niet voor alle weren heeft beroepen op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt. Ruwa Bulbs meent dat de rechtbank een (veel) te zware eis stelt, nu zij overweegt dat Ruwa Bulbs het verweer over het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage net zover had moeten uitwerken in de arbitrageprocedure als zij dat bij de rechtbank heeft gedaan door expliciet te stellen dat het verkopersexemplaar van het koopbriefje waarop [geïntimeerden] zich in de procedure beroepen geen verwijzing naar het reglement van SBC of andere voorwaarden bevat en dat er in de onderhavige vernietigingsprocedure geen ruimte meer is het verweer inzake het ontbreken van een rechtsgeldige overeenkomst tot arbitrage nader uit te werken.
4.5
Dienaangaande geldt het volgende. Vast staat dat Ruwa Bulbs in de arbitrale procedure het verweer heeft gevoerd dat, nu er geen overeenkomst is tussen partijen, zij ook geen arbitrage zijn overeengekomen en het scheidsgerecht niet bevoegd is van deze zaak kennis te nemen. Het scheidsgerecht heeft geconcludeerd dat tussen partijen wel een overeenkomst tot stand is gekomen en, omdat Ruwa Bulbs de onbevoegdheid van het scheidsgerecht uitsluitend heeft gebaseerd op de stelling dat tussen haar en [geïntimeerde sub 2] geen overeenkomst is gesloten, haar beroep op zijn onbevoegdheid verworpen.
4.6
Eveneens staat vast dat Ruwa Bulbs in de arbitrale procedure niet het verweer heeft gevoerd dat het verkopersexemplaar van het koopbriefje waarop […] zich in die procedure heeft beroepen geen verwijzing bevat naar het reglement van SBC, welk reglement het Handelsreglement voor de Bloembollenhandel van toepassing verklaart, welk reglement een arbitraal beding bevat op grond waarvan het scheidsgerecht bevoegd zou zijn het onderhavige geschil te beoordelen.
4.7
Op grond van artikel 1052, lid 2 dient een partij die in het arbitraal geding is verschenen een beroep op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, te doen voor alle weren op straffe van verval van haar recht op dat ontbreken later, in het arbitraal geding of bij de gewone rechter, alsnog een beroep te doen. Aangenomen wordt dat ‘vóór alle weren’ ruim moet worden uitgelegd. Het is niet noodzakelijk dat dit beroep wordt gedaan voor alle andere weren. Voldoende is dat dit beroep geschiedt in het eerste ingediende schriftelijke antwoord. Nu Ruwa Bulbs in haar (enige) verweerschrift een beroep heeft gedaan op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht, heeft zij zich tijdig, ‘voor alle weren’ in de zin van artikel 1052, lid 2 Rv, op de onbevoegdheid van het scheidsgerecht beroepen. Dit betekent dat het recht van Ruwa Bulbs bij de gewone rechter een beroep te doen op het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage niet is vervallen. Uit artikel 1052, lid 2 Rv volgt niet, zoals de rechtbank lijkt te veronderstellen, dat Ruwa Bulbs in de onderhavige procedure ter zake van de onbevoegdheid van het scheidsgerecht, daargelaten of sprake is van een overeenkomst, niet alsnog het verweer zou mogen voeren dat het genoemde verkopersexemplaar geen verwijzing bevat naar het reglement van SBC. Feiten of omstandigheden die dat anders maken zijn gesteld noch gebleken. Uit het voorgaande volgt dat de grieven slagen.
4.8
Vervolgens dient het hof in het kader van de gevorderde vernietiging van het arbitraal vonnis te beoordelen of, zoals Ruwa Bulbs gemotiveerd stelt, een rechtsgeldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt. Het scheidsgerecht heeft haar bevoegdheid gebaseerd op de toepasselijkheid van het reglement van SBC op de tussen Ruwa Bulbs en [geïntimeerden] tot stand gekomen koopovereenkomst. Nu vast staat dat het verkopersexemplaar van het koopbriefje waarop [geïntimeerde sub 2] zich in de arbitrale procedure heeft beroepen geen verwijzing naar het reglement van SBC (of een ander reglement) bevat en gesteld noch gebleken is dat het reglement van SBC op een andere wijze van toepassing is verklaard, ontbreekt een rechtsgeldige overeenkomst tot arbitrage en moet het arbitraal vonnis op die grond woorden vernietigd. Daarbij kan in het midden blijven of de koopovereenkomst tussen Ruwa Bulbs en [geïntimeerde sub 2] tot stand is gekomen.
4.9
Met grief 4 betoogt Ruwa Bulbs onder meer dat in het kader van de beoordeling of sprake is van een rechtsgeldige overeenkomst tot arbitrage inhoudelijk dient te worden beoordeeld of tussen Ruwa Bulbs en [geïntimeerde sub 2] de gestelde overeenkomst tot stand is gekomen. Nu voor het oordeel over de vraag of een rechtsgeldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt, gezien het vorenstaande, niet eerst behoeft te worden vastgesteld of de overeenkomst tot stand is gekomen, komt het hof aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen niet toe. Op grond van artikel 1067 Rv herleeft de bevoegdheid van de gewone rechter, zodra het vonnis waarbij het arbitrale vonnis is vernietigd onherroepelijk is geworden. De vraag of een overeenkomst tot stand is gekomen, het onderwerp van de arbitrale procedure, dient dan alsnog aan de gewone rechter te worden voorgelegd. In de onderhavige procedure is een inhoudelijke beoordeling van het arbitrale vonnis slechts toegestaan indien en voor zover dat met het oog op de vaststelling of zich één van de vernietigingsgronden van artikel 1065, lid 1 Rv voordoet, noodzakelijk is. Door reeds nu, zonder dat dat voor die vaststelling noodzakelijk is, een oordeel te geven over de totstandkoming van de koopovereenkomst, zou het hof vooruitlopen op de, na het onherroepelijk worden van onderhavig arrest, nog te voeren procedure en partijen een instantie bij de gewone rechter ontnemen. Grief 4 faalt in zoverre. Voor zover Ruwa Bulbs met grief 4 betoogt dat geen sprake is van een rechtsgeldige arbitrageovereenkomst slaagt deze grief.
4.10
Gezien het voorgaande behoeft grief 5 geen behandeling.
4.11
Nu door [geïntimeerden] geen feiten zijn gesteld en/of voldoende gespecificeerd te bewijzen zijn aangeboden die tot een andere uitkomst van het geding kunnen leiden, zal zijn bewijsaanbod worden gepasseerd.
5. Slotsom en kosten
De grieven 1 tot en met 3 slagen, grief 4 slaagt gedeeltelijk en faalt voor het overige en grief 5 behoeft geen behandeling. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd en het arbitrale vonnis dient alsnog te worden vernietigd. [Geïntimeerden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
6. De beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
en opnieuw rechtdoende:
vernietigt het arbitrale vonnis van 7 oktober 2004;
veroordeelt [geïntimeerden] hoofdelijk in de kosten van beide instanties en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van Ruwa Bulbs gevallen, in eerste aanleg op € 324,78 aan verschotten en € 904,00 aan salaris procureur en in hoger beroep op € 362,93 aan verschotten en € 894,00 aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. Steenbergen, M.P. van Achterberg en G.C. Makkink en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 maart 2007.