NJB 2014/1442
Wet Bopz. Bereidheid zich te doen horen. HR: De door de rechtbank vermelde omstandigheden zijn onvoldoende voor het oordeel dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen
HR 11-07-2014, ECLI:NL:HR:2014:1639
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 juli 2014
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion
- Zaaknummer
14/01749
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1639, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑07‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:378, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑05‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑04‑2014
- Wetingang
(Wet Bopz art. 8)
Essentie
Wet Bopz. Bereidheid zich te doen horen. HR: De door de rechtbank vermelde omstandigheden zijn onvoldoende voor het oordeel dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen
Partij(en)
Betrokkene, adv. mr. G.E.M. Later, vs. de officier van justitie, niet verschenen.
Uitspraak
Procesverloop
De rechtbank heeft een voorlopige machtiging verleend tot opname en verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van zes maanden.
Hoge Raad
Ingevolge art. 8 Wet Bopz dient de rechter, alvorens op het verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging te beslissen, degene ten aanzien van wie de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.