De vermelde pagina’s verwijzen, tenzij anders vermeld, naar de paginanummering van het dossier van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, Unit Zeden, Onderzoek Kalamata, proces-verbaalnummer 2017026347 / ZBRBC 17029, afgesloten d.d. 16 november 2017, doorgenummerde pagina’s 1-282, en het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] d.d. 10 augustus 2018, proces-verbaalnummer 11 en met doorgenummerde pagina’s 1-8 en bijlagen.
Hof 's-Hertogenbosch, 26-07-2021, nr. 20-003799-19
ECLI:NL:GHSHE:2021:2449
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
26-07-2021
- Zaaknummer
20-003799-19
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2021:2449, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 26‑07‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1040
Uitspraak 26‑07‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep
Parketnummer : 20-003799-19
Uitspraak : 26 juli 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 25 november 2019, in de strafzaak met parketnummer 02-665647-17 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- -
bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd onder 1 en 2 en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met beide slachtoffers;
- -
de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] integraal zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is primair bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Voorts is bepleit dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen zal afwijzen, dan wel niet-ontvankelijk zal verklaren, dan wel zal matigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 08 januari 2017 te Wassenaar, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum benadeelde partij 1] 2000) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten: het (meermalen) onverhoeds vastpakken en/of aanraken van de penis en/of balzak en/of billen van genoemde [benadeelde 1] ;
2.hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 01 mei 2016 te Chaam, in de gemeente Alphen-Chaam en/of te Sprang-Capelle en/of te Dongen en/of te Tilburg en/of te Wassenaar, in ieder geval ergens in Nederland, met [benadeelde 2] (geboren op [geboortedatum benadeelde partij 2] 2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (meermalen) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 2] , hebbende verdachte:
- zijn penis in de anus van die [benadeelde 2] geduwd en/of gebracht en/of geprobeerd te brengen, en/of
- zijn, verdachtes penis (meermalen) in de mond van die [benadeelde 2] geduwd en/of gebracht en/of laten nemen en/of (vervolgens) zich door die [benadeelde 2] laten pijpen, en/of
- zich (meermalen) laten aftrekken door die [benadeelde 2] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
Met de verdediging en de rechtbank, en anders dan de advocaat-generaal, acht het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat zaken als de onderhavige doorgaans worden gekenmerkt door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de beweerde handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Indien de veronderstelde dader de handelingen ontkent, leidt dat in veel gevallen ertoe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering geldt evenwel dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan niet mag worden aangenomen op de enkele verklaring van één getuige (het veronderstelde slachtoffer). De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich in dit verband niet in algemene zin beantwoorden, maar vraagt een beoordeling van het concrete geval.
In deze zaak heeft de verdachte stellig ontkend zich schuldig gemaakt te hebben aan het onder 2 tenlastegelegde. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naast de verklaring van [benadeelde 2] onvoldoende ander wettig steunbewijs aanwezig is. De verklaringen van [vader benadeelde partij 1] (de vader van [benadeelde 1] ) en de verklaring van [moeder benadeelde partij 2] (de moeder van [benadeelde 2] ) zijn vrijwel uitsluitend gebaseerd op hetgeen [benadeelde 2] hen heeft verteld. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verklaring van [vader benadeelde partij 1] met betrekking tot de openbaarmaking door [benadeelde 2] van hetgeen zou zijn gebeurd, afwijkt van de verklaring van [benadeelde 2] hieromtrent. De vochtige doekjes waarover [benadeelde 2] heeft verklaard en die ook daadwerkelijk in de kofferbak van de auto van verdachte zijn aangetroffen, zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende om als steunbewijs te kunnen dienen. Hetzelfde geldt voor de WhatsAppberichten die zich in het dossier bevinden.
De verdachte dient dan ook voor het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.hij op 08 januari 2017 te Wassenaar, door een feitelijkheid, [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum benadeelde partij 1] 2000) heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten: het (meermalen) onverhoeds vastpakken en aanraken van de penis en balzak en billen van genoemde [benadeelde 1] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.1.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2017 met bijlagen (pagina’s 116-135), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 116)
In de chatgesprekken van de applicatie Whatsapp is een chatgesprek aangetroffen tussen [verdachte] (het hof begrijpt telkens: de verdachte) en [benadeelde 1] (hof: [benadeelde 1] ).
(…)
Door benadeelde [benadeelde 1] zijn deze gesprekken doorgestuurd per e-mail aan mij, verbalisant [verbalisant 1] .
Een afschrift van deze gesprekken is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
(pagina 124)
07-01-17, 22:44 – [verdachte] : wat doe je morgen maat
(pagina 125)
07-01-2017, 22:48 – [verdachte] : zin om met mij en [benadeelde 2] mee te gaan zwemmen als je mag natuurlijk
07-01-17, 22:49 – [benadeelde 1] : maar waar dan
07-01-17, 22:49 – [verdachte] : Tikkibad (het hof begrijpt: Tikibad)
07-01-17, 22:50 – [benadeelde 1] : waar
07-01-17, 22:51 – [verdachte] : Wassenaar
(…)
07-01-17, 23:14 – [benadeelde 1] : de entree kost € 20,- stond daar
(…)
07-01-17, 23:16 – [benadeelde 1] : sorry kan morgen niet mee mama kan t niet betalen
(…)
07-01-17, 23:17 – [verdachte] : en als ik betaal mag je dan wel
(…)
07-01-17, 23:19 – [verdachte] : zeg maar dat ik de entree betaal en of je dan wel mee mag
(…)
07-01-17, 23:21 – [benadeelde 1] : het mag
07-01-17, 23:23 – [verdachte] : [benadeelde 2] weet nog niet dat je meegaat is nog een verrassing
(…)
07-01-17, 23:28 – [verdachte] : tot morgen broertje
(pagina 126)
08-01-17, 07:59 – [verdachte] : ben er lkkrtje van me
(…)
10-01-17, 20:20 – [verdachte] : truste hvj (het hof begrijpt: hou van jou)
(pagina 127)
12-01-17, 18:55 – [verdachte] : hey lekkere vent van me
(…)
13-01-17, 18:20 – [verdachte] : hey lkkertje van me
(pagina 130)
20-01-17, 20:34 – Moet ik je rug ff wassen
(pagina 131)
23-01-17, 16:22 – [verdachte] : wilde eigenlijk je lebber komen bewonderen
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 juni 2017 (pagina’s 26-41), voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
(pagina 41)
V: Ben je met [benadeelde 1] en [benadeelde 2] in het Tikibad geweest?
A: Ja.
3. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 12 juli 2021, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 8 januari 2017 met [benadeelde 1] in het Tikibad in Wassenaar ben geweest.
(…)
Op de vraag van u, oudste raadsheer, of ik kan reageren op de Whatsappgesprekken in de periode van 8 januari 2017 tot en met 20 januari 2017, zoals u die mij heeft voorgehouden, onder meer inhoudende dat ik tegen [benadeelde 1] gezegd zou hebben dat hij een lekkertje, een lekkere vent van mij is en waarin ik hem vraag of ik zijn rug moet wassen, kan ik zeggen dat ik denk dat de gesprekken zo zijn gegaan.
4. Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden met [vader benadeelde partij 1] d.d. 10 februari 2017 (pagina’s 86-89), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
(pagina 86)
Benadeelde: [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum benadeelde partij 1] 2000.
Vader vertelt dat zijn zoon genaamd [benadeelde 1] contact heeft met [verdachte] .
(pagina 87)
Vader heeft aangegeven dat het leeftijdsverschil te veel was en dat het contact tussen hen (het hof begrijpt: tussen [benadeelde 1] en de verdachte) moest stoppen. Toen werd [benadeelde 1] emotioneel en boos. Hij vertelde vervolgens dat hij meerdere malen is betast door [verdachte] . [verdachte] had meerdere malen aan zijn geslachtsdeel gezeten.
5. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 13 februari 2017 (pagina’s 90-97), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [vader benadeelde partij 1] (namens het slachtoffer [benadeelde 1] ):
(pagina 90)
De aangifte wordt opgenomen in de vraag-antwoord stijl.
V: vraag verbalisant
A: antwoord aangever
O: opmerking verbalisant
(pagina 91)
V: Waarvan komt u aangifte doen?
A: Van seksuele betasting en aanranding van een minderjarige.
V: Namens wie komt u aangifte doen?
A: [benadeelde 1] , mijn zoon. [benadeelde 1] is nu 16 jaar oud.
V: Tegen wie komt u aangifte doen?
A: [verdachte] . Hij woont in Dongen en is 26 jaar oud.
V: Vertel eens van het begin af aan wat er is gebeurd.
A: Sinds enige tijd weten wij dat er een vriendschap is tussen [verdachte] en [benadeelde 1] .
(…)
We merken dat het gedrag van [benadeelde 1] veranderde en dat hij sneller boos werd.
Wij, de moeder van [benadeelde 1] en ik, hebben toen een gesprek gehad met [benadeelde 1] . We gaven aan dat we ‘de vriendschap’ tussen hem en [verdachte] niet oké vonden. Vrijdag 3 februari (2017) vind het gesprek plaats. Hierbij waren de moeder van [benadeelde 1] , haar partner en ikzelf aanwezig. We zijn het gesprek met [benadeelde 1] aangegaan. [benadeelde 1] werd boos en emotioneel. Hij gooide eruit wat er allemaal speelde. Hij vertelde ons dat [verdachte] hem meerdere malen bij zijn geslacht heeft gepakt. [benadeelde 1] gaf aan dat hij het niet prettig vond en dat hij dit ook gezegd had. [verdachte] vertelde tegen [benadeelde 1] dat het op basis van puur vertrouwen ging en als [benadeelde 1] hem vertrouwde hij het moest toelaten.
(pagina 93)
A: Hij (hof: [benadeelde 1] ) vertelde ons “ik vertrouwde hem de klootzak en hij kon zijn poten niet van mijn lijf afhouden”.
(…)
Hij kwam er zelf mee en toen zijn wij gaan doorvragen.
(…)
6. Het proces-verbaal van verhoor getuige in kindvriendelijke verhoorstudio d.d. 21 februari 2017 (pagina’s 101-108), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [benadeelde 1] :
(pagina 101)
Op 21 februari 2017, omstreeks 13:25 uur, werd in de kindvriendelijke studio te Eindhoven, verhoord de getuige:
Voornamen: [benadeelde 1]
Achternaam: [benadeelde 1]
Geboortedatum: [geboortedatum benadeelde partij 1] 2000
Geboorteplaats: [geboorteplaats benadeelde partij 1]
(…)
(pagina 102)
Op de vraag waar getuige over kwam praten verklaarde de getuige:
Omdat mijn vader aangifte heeft gedaan tegen [verdachte] .
Op de vraag om daar alles over te vertellen verklaarde de getuige:
Omdat [verdachte] aan me heeft gezeten.
(…)
We zijn wel eens samen gaan zwemmen.
(pagina 103)
Hoe vaak is het gebeurd?
(…)
Hoe vaak in het zwembad?
1x de laatste keer in het Tikkie bad (het hof begrijpt: Tikibad) in Wassenaar.
(…)
(pagina 105)
Met wie was je in het Tikibad?
Met [benadeelde 2] en [verdachte] .
Wat gebeurde er in het Tikibad?
Hij ging aan mijn kont/billen zitten, zei dat hij mijn piemel zag en ging eraan zitten, vastpakken. Ik zei: “laat los, laat los”, maar hij liet niet los. Hij greep alles en kneep daarin.
(…)
Het was van buitenaf op de broek.
Waar was [benadeelde 2] ?
Die was erbij.
7. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 augustus 2018, proces-verbaalnummer 11 (pagina’s 1-8), voor zover inhoudende de verklaring van getuige [benadeelde 2] :
(pagina 1)
Bij aanvang van het verhoor deelden wij aan de getuige het volgende mee:
V: vraag verbalisant
A: antwoord aangever
O: opmerking verbalisant
(pagina 2)
V: [benadeelde 1] heeft een aantal dingen verteld over situaties waar jij bij was. Wat kun je vertellen over wat je gehoord of gezien hebt wat betreft dingen die er tussen [benadeelde 1] en [verdachte] zijn gebeurd?
A: Ik heb wel wat dingen meegekregen. De keren die uitblinken zijn de keren dat we gingen zwemmen met z’n drieën.
(…)
In (…) het zwembad zelf zat hij vaak aan [benadeelde 1] , hij had veel lichamelijk contact.
A: (…) ik kon dit door het water heen zien, het is in een binnenbad, dus doorzichtig water. Het gebeurde (…) in het Tikibad.
(pagina 3)
V: Heb jij gezien of [verdachte] [benadeelde 1] heeft aangeraakt in het Tikibad?
A: Ja.
V: Vertel eens hoe dat ging.
A: Ja dat [verdachte] [benadeelde 1] ging opzoeken en ging stoeien en kietelen en hem dan in zijn zak (het hof begrijpt: balzak) en in zijn bil pakte.
V: Hoe reageerde [benadeelde 1] op het feit dat [verdachte] hem vastpakte?
A: Hij sprong weg en maakte een schokkende beweging en duwde hem weg.
V: Zei [benadeelde 1] iets?
A: In het begin zei hij niets, maar op een gegeven moment heeft hij wel gezegd dat hij het niet fijn vond.
V: Wanneer zei [benadeelde 1] daar dan iets van?
A: Volgens mij was het vanaf de tweede keer dat ik erbij was, dan zei hij een beetje gefrustreerd “klaar nu”. [verdachte] stopte dan voor 5 minuten en dan ging hij weer verder. [benadeelde 1] werd er dan helemaal chagrijnig van en dan stopte [verdachte] wel.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, nu het bewijs enkel bestaat uit hetgeen [benadeelde 1] heeft verklaard. De getuigenverklaring van [benadeelde 2] kan volgens de verdediging niet dienen als bewijs nu de herinnering van [benadeelde 2] later is ingevuld met informatie die de getuige heeft gekregen van [benadeelde 1] en [vader benadeelde partij 1] . Op 24 februari 2017 ten tijde van het informatief gesprek zeden heeft [benadeelde 2] immers niets verklaard over het betasten van [benadeelde 1] door verdachte in het Tikibad te Wassenaar. Dat doet [benadeelde 2] anderhalf jaar later, op 10 augustus 2018, opeens wel. Volgens de verdediging hoefde [benadeelde 2] op 10 augustus 2018 enkel te bevestigen wat hem is verteld. Tijdens het informatief gesprek zeden heeft [benadeelde 2] bovendien verklaard dat hij pas na het gesprek met [vader benadeelde partij 1] in februari 2017 wist dat verdachte ook iets bij [benadeelde 1] had gedaan, aldus de verdediging.
Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat er vrijspraak dient te volgen nu er geen sprake is van dwang zoals ten laste is gelegd. Er is geen sprake van het ‘onverhoeds’ vastpakken en aanraken van de penis, balzak en billen van [benadeelde 1] . Evenmin is er sprake van opzet van de verdachte op het dwingen van [benadeelde 1] , nu de verdachte ervan uit mocht gaan dat hij [benadeelde 1] mocht vastpakken en dat [benadeelde 1] dit gelet op de andere keren zou dulden.
Het hof overweegt als volgt.
Op 10 augustus 2018 is voor het eerst tijdens het politieonderzoek aan [benadeelde 2] gevraagd naar de ontuchtige handelingen jegens [benadeelde 1] . Naar het oordeel van het hof is de verklaring van [benadeelde 2] authentiek omtrent hetgeen er in het Tikibad te Wassenaar is voorgevallen tussen verdachte en [benadeelde 1] . Het hof heeft geen enkele reden om aan de verklaring van [benadeelde 2] te twijfelen. De verklaring is consistent en gedetailleerd. De verklaring van [benadeelde 2] komt ook niet één op één overeen met die van [benadeelde 1] . Hij vertelt met andere woorden niet wat hem is verteld, maar wat hij zelf heeft waargenomen. Van beïnvloeding door [vader benadeelde partij 1] op dit punt is het hof evenmin gebleken. De omstandigheid dat [benadeelde 2] tijdens het informatief gesprek zeden niets heeft verklaard over ontuchtige handelingen die [benadeelde 1] diende te dulden en tijdens het verhoor op 10 augustus 2018 wel, is voor het hof geen reden om tot een ander standpunt te komen. Tijdens het informatief gesprek zeden ging het immers om wat er met [benadeelde 2] zelf was gebeurd en niet om de vraag of de verdachte ook anderen ontuchtig had betast. Er is tijdens dit gesprek ook niet doorgevraagd op punten die aan de orde zijn gekomen. Het hof acht de verklaring van [benadeelde 2] afgelegd op 10 augustus 2018 dan ook betrouwbaar en geloofwaardig.
Het hof ziet in hetgeen overigens door de verdediging is aangevoerd geen reden om tot een ander oordeel te komen.
Het hof stelt voorop dat van door een feitelijkheid dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht slechts sprake kan zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft geduld.
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [benadeelde 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen en dat zijn opzet daar ook op gericht was. Uit de verklaring van [benadeelde 1] d.d. 21 februari 2017 blijkt dat verdachte de billen en penis van [benadeelde 1] onverhoeds heeft vastgepakt en daarin kneep. Toen [benadeelde 1] zei dat de verdachte los moest laten, liet hij niet los. Ook uit de verklaring van [benadeelde 2] d.d. 10 augustus 2018 blijkt het opzet van de verdachte. [benadeelde 2] zag dat verdachte [benadeelde 1] bij zijn balzak en bil pakte. [benadeelde 2] zag dat [benadeelde 1] hem wegduwde, dat verdachte niet ophield/het steeds weer deed en dat [benadeelde 1] gefrustreerd zei “klaar nu”. Uit deze omstandigheden leidt het hof af dat verdachte op dat moment het opzet had om [benadeelde 1] de ontuchtige handelingen tegen zijn wil te doen dulden. Er is immers voldoende gebleken van vormen van verzet door [benadeelde 1] . Dat verdachte dit kennelijk vaker had gedaan, doet hieraan niet af.
De verweren worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte voor beide tenlastegelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde een contactverbod ten aanzien van beide slachtoffers.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep een strafmaatverweer gevoerd. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat indien enkel het feit tenlastegelegd onder 1 wordt bewezenverklaard een andere strafmodaliteit voor de hand ligt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een (destijds) (net) zestienjarige jongen in een zwembad door het onverhoeds vastpakken en aanraken van de penis, balzak en billen van het slachtoffer. Door aldus te handelen heeft de verdachte op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden. Een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, is door het handelen van de verdachte verstoord. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten vaak langdurige en ernstige schade kunnen toebrengen aan de seksuele ontwikkeling van de slachtoffers. Uit de afgelegde slachtofferverklaring, de vordering tot schadevergoeding en de toelichting op de vordering, volgt dat de gebeurtenissen tot op heden grote gevolgen hebben voor het slachtoffer en het gezin waartoe hij behoort. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Daar komt bij dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de vertrouwensband die hij met de slachtoffer had. De verdachte heeft kennelijk uitsluitend zijn eigen behoeftebevrediging vooropgesteld.
Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 mei 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt met aftrek van het voorarrest.
Het hof zal bepalen dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk zal worden opgelegd. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof acht met de advocaat-generaal een contactverbod met [benadeelde 1] als bijzondere voorwaarde noodzakelijk, zodat hij gedurende de proeftijd niet tegen zijn wil met (berichten van) verdachte wordt geconfronteerd.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn in eerste aanleg is overschreden. De redelijke termijn is aangevangen op 15 juni 2017 toen verdachte in verzekering werd gesteld. De rechtbank heeft niet binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen eindvonnis gewezen, maar eerst op 25 november 2019. Daardoor is de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim 5 maanden overschreden, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen.
Het hof is dan ook van oordeel dat er sprake is van een schending van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 24 weken waarvan 12 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 23 weken waarvan 12 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de hierna te noemen voorwaarden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.500,00 bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij is in deze vordering bij het vonnis waarvan beroep als gevolg van de integrale vrijspraak niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij integraal zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij primair bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens de bepleite vrijspraak van het tenlastegelegde. Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van de gevorderde immateriële schade zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag dient te worden gematigd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Rekening houdend met de in de rechtspraak in soortgelijke gevallen toegekende bedragen, acht het hof een smartengeldvergoeding van € 1.750,00 billijk. Ten aanzien van het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is het hof onvoldoende in staat een afgewogen beslissing te geven. Het inwinnen van de benodigde informatie daarover zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in dat deel van de vordering niet worden ontvangen en dat gedeelte slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verdachte is tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering tot een bedrag van € 1.750,00 toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2017.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 1.750,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Nu aan verdachte ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade veroorzaakt zou zijn, geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, kan de benadeelde partij [benadeelde 2] in zijn vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 23 (drieëntwintig) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum benadeelde partij 1] 2000 te Breda.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2017 tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.750,00 (duizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2017 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 27 (zevenentwintig) dagen.
Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. J.J.M. Gielen-Winkster en mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 26 juli 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. L.J.M.M. Dielesen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 26‑07‑2021