Einde inhoudsopgave
Algemene nabestaandenwet
Artikel 32h [Einde nabestaandenuitkering bij hoedanigheid uitreiziger]
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2017
- Bronpublicatie:
16-01-2017, Stb. 2017, 78 (uitgifte: 09-03-2017, kamerstukken: 34577)
- Inwerkingtreding
01-10-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-09-2017, Stb. 2017, 354 (uitgifte: 29-09-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid nabestaanden / Nabestaandenuitkering
Sociale zekerheid nabestaanden / Algemeen
1.
Het recht op nabestaandenuitkering eindigt, indien de nabestaande, nadat het recht op nabestaandenuitkering is ingegaan, een uitreiziger is. Het recht op wezenuitkering eindigt indien het kind, nadat het recht op wezenuitkering is ingegaan, een uitreiziger is.
2.
Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, herleeft, onverminderd artikel 15, 27, 32d of 32f, het recht op nabestaandenuitkering of wezenuitkering op de dag dat:
- a.
niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat de nabestaande zich buiten Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel q, en hij voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 14, eerste lid, of de voorwaarden, bedoeld in artikel 66a, tweede lid, en onverminderd artikel 14, derde lid;
- b.
niet langer het gegronde vermoeden bestaat dat het kind zich buiten Nederland bevindt met het doel zich aan te sluiten bij een organisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel q, en het voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid.
3.
Voor het tweede lid is artikel 33, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.