Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:9a [Geschiktheid en betrouwbaarheid uiteindelijk belanghebbende wisselinstelling]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2021
- Bronpublicatie:
07-10-2020, Stb. 2020, 380 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35440)
- Inwerkingtreding
01-05-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-10-2020, Stb. 2020, 380 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35440)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De uiteindelijk belanghebbende van een wisselinstelling met zetel in Nederland is, gelet op zijn reputatie, geschikt en zijn betrouwbaarheid staat buiten twijfel.
2.
De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door een toezichthouder voor de toepassing van deze wet, de Wet toezicht trustkantoren 2018 dan wel de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.
3.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop wordt vastgesteld of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid buiten twijfel staat en welke feiten en omstandigheden daarbij in aanmerking worden genomen alsmede met betrekking tot de misdrijven die, indien begaan door die persoon, met het oog op de belangen die de wet beoogt te beschermen, tot de vaststelling leiden dat de betrouwbaarheid van die persoon niet buiten twijfel staat.
4.
In dit artikel wordt verstaan onder uiteindelijk belanghebbende: uiteindelijk belanghebbende als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.