Hof Leeuwarden, 03-03-2011, nr. 24-002013-10
ECLI:NL:GHLEE:2011:BP6422, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
03-03-2011
- Zaaknummer
24-002013-10
- LJN
BP6422
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2011:BP6422, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 03‑03‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLEE:2010:BN2401
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BU3614
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BU3614, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 03‑03‑2011
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt wegens bedreiging, twee mishandelingen, een aantal verduisteringen een flessentrekkerij veroordeeld tot vijf jaren gevangenisstraf. Ook moet de man schade vergoeden aan een groot aantal benadeelde partijen. De op te leggen gevangenisstraf bedraagt een jaar langer dan de straf die was opgelegd door de rechtbank. Gelet op met name het strafrechtelijke verleden van verdachte en de grote financiële schade die verdachte bij een groot aantal bedrijven door zijn handelen heeft veroorzaakt doet de door de rechtbank opgelegde straf geen recht aan de ernst van de feiten.
Partij(en)
Parketnummer: 24-002013-10
Parketnummers eerste aanleg: 17-880044-10,17-885103-10 en 24-001402-09 (tul)
Arrest van 3 maart 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 23 juli 2010 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 17-880044-10 en 17-885103-10 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats],
niet ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie,
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.S. Slinkman, advocaat te Appingedam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft maatregelen opgelegd, heeft een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in zaak A onder 3 B en in zaak B onder 1 en 3 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van zaak A feit 1, 2, 3 en 4 (met uitzondering van 4.3, 4.5, 4.16, 4.20, 4.23 en 4.40) en zaak B feit 2 - voor zover aan hoger beroep onderworpen - zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof zal beslissen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en de daarbij opgelegde schadevergoedingsmaatregelen zoals de rechtbank heeft gedaan, met uitzondering van de schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1], en de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde vier weken gevangenisstraf zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor wat betreft de tenlastelegging, de vrijspraken van het in zaak A onder 4.3, 4.5, 4.16, 4.20, 4.23 en 4.40 ten laste gelegde, de bewijsvoering, de bewezenverklaring, de kwalificatie, de strafbaarheid, de beslissing ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging en de beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen en de daarbij opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, met uitzondering van de schadevergoedingsmaatregelen voor wat betreft de benadeelde partijen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en zal dat vonnis met aanvulling en verbetering van gronden in zoverre bevestigen.
Ten aanzien van de strafoplegging en de schadevergoedingsmaatregelen voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zal het vonnis worden vernietigd, om hierna te noemen redenen.
Aanvulling van de bewijsmiddelen
Zaak A feit 3 A:
De verklaring van [getuige 1]1, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ik ben werkzaam bij het bedrijf [bedrijf 3] te [plaats 1]. Dit bedrijf verkoopt tuin- en parkmachines. Op 19 november 2009 kwam er een man bij mij in de zaak. De man informeerde of het mogelijk was een stenenklem te ruilen voor een mestklem, die gebruikt kon worden bij een wiellader van het merk Giant. Hij vertelde mij dat hij een wiellader van het merk Giant met een stenenklem kon kopen voor € 5.500,-. Gelet op de omschrijving vertelde ik hem dat dit veel te goedkoop was. De man verliet de winkel en belde mij een half uur later met het serienummer van de wiellader. Ik heb gecontroleerd of de machine als gestolen te boek stond. Dit was niet het geval. Op 21 november 2009 belde deze zelfde persoon mij. Ik vertelde de man dat de machine nog niet als vermist was opgegeven maar ik benadrukte dat het aan alle kanten stonk. Ik heb het nummer waarmee de man belde opgezocht op internet. Dit nummer bleek in gebruik bij [getuige 2].
De verklaring van [getuige 2]2, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Half november 2009 kwam er een man met een kleine vrachtauto bij mij op het erf. Ik ken deze persoon verder niet. Hij vertelde mij dat hij een mooie jonge mini shovel van het merk Giant in de verkoop had. Ik kon die mini shovel kopen voor
€ 5.500,-. Ik toonde interesse. Er zat een stenenklem bij, omdat ik een boerenbedrijf heb wilde ik er in plaats van een stenenklem een mestklem bij hebben. Ik ben toen naar de firma [bedrijf 3] in [plaats 1] gegaan. Ik vertelde dat ik een shovel kon kopen voor € 5.500,-. De verkoper vertelde mij dat de prijs veel te laag was en dat er dus mogelijk iets met die shovel aan de hand was. Ik kwam met die verkoper overeen dat ik achter het serienummer aan zou gaan en het dan zou doorbellen. Ik heb toen degene die mij de shovel aan bood telefonisch benaderd. Deze persoon gaf mij het serienummer door en ik gaf dat weer door aan de verkoper bij [bedrijf 3]. Hij vertelde mij dat het niet goed zat met die shovel. Hierna ben ik nog benaderd door de vermoedelijke eigenaar van de shovel, [betrokkene 1].
Zaak A feit 3 en 4
De verklaring van verdachte3, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Het klopt dat ik, op naam van mijn bedrijf [bedrijf 1 verdachte ], in de eerste helft van vorig jaar een groot aantal goederen van het bedrijf [bedrijf 4] heb besteld en geleverd heb gekregen. Ik wist, toen ik de goederen bestelde, dat ik die goederen niet kon betalen, omdat ik dat moment geen geld had. Ook op het moment van afleveren van die goederen bij mij thuis kon ik deze niet betalen, ik had het geld gewoon niet. Ik wist dus dat ik de goederen niet kon betalen en toch heb ik de goederen besteld en afgenomen. Ik wist dat ik mij schuldig maakte aan oplichting. Ik weet dat ik ook andere bedrijven op deze manier heb benadeeld. Ik hoor jullie zeggen dat wanneer ik zoveel bedrijven op dezelfde manier opgelicht heb, dat ik er dan een gewoonte van heb gemaakt. Jullie zeggen mij dat het dan flessentrekkerij is. Dat klopt wel zo'n beetje. Ik beken dat ik op deze manier vele mensen/bedrijven benadeeld heb. Ik was mij bewust van het feit dat ik opzettelijk mensen of bedrijven heb benadeeld.
De verklaring van verdachte4, inhoudende, zakelijk weergegeven:
In 2009 en 2010 ging het moeilijk met [bedrijf 1 verdachte ].
De verklaring van [getuige 3]5, inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] is mijn ex-vriend. Eind 2008 zijn we gaan wonen op het adres [adres] te [woonplaats]. Vanaf 2007 had [verdachte] zijn bedrijf [bedrijf 1 verdachte ], wat later werd omgezet naar [bedrijf 1 verdachte ]. Ik kan jullie verklaren dat [verdachte] uit naam van zijn bedrijf [bedrijf 1 verdachte ] bij meerdere bedrijven in het land goederen bestelde en deze nooit betaalde. Wij waren zeker niet in staat deze bestelde goederen te betalen. In januari 2009 heeft [verdachte] ook het bedrijf [bedrijf 2 verdachte] opgericht. Vanaf het begin van het ontstaan van dat bedrijf bestelde [verdachte] bij verschillende bedrijven welke gespecialiseerd waren in vloeren en toebehoren. [verdachte] deed dat zowel op naam van [bedrijf 1 verdachte ] als op naam van [bedrijf 2 verdachte]. Vanaf het begin af aan waren wij zelf niet in staat die bestelde goederen te betalen. Het geld dat binnenkwam uit de verkoop van vloeren hebben we vaak gebruikt voor eigen zaken, zoals drugs, diesel en voedingsmiddelen. Al het geld ging voornamelijk op aan drugs.
De verklaring van [getuige 4]6, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ik ben een achterneef van [getuige 3]. Ik woon sinds januari 2009 bij mijn achternicht aan de [adres] te [woonplaats]. Daar woonde ook [verdachte]. Op een gegeven moment begonnen [getuige 3] en [verdachte] een vloerenzaak onder de naam [bedrijf 2 verdachte]. In het begin liep die zaak wel redelijk. Naarmate de tijd verstreek kwam ik erachter dat de zaken erg slecht gingen. Dat kwam volgens mij door het gebruik van cocaïne door [verdachte]. Er werden veel dingen besteld maar die gingen dan voor een habbekrats de deur weer uit. Het geld dat op die manier binnenkwam werd door [verdachte] grotendeels besteed aan zijn cocaïneverslaving. Op een gegeven moment, dat was ongeveer in september/oktober 2009 kwam ik erachter dat er wel heel veel materiaal besteld werd. Ook goederen die niets met de vloerenzaak of zijn bouwbedrijf te maken hadden. Er was nagenoeg geen werk en toch kwamen er veel spullen binnen onder andere van de bedrijven [bedrijf 2], [bedrijf 4] en [bedrijf 5]. Ondanks de verkoop van behoorlijk grote hoeveelheden hadden we geen cent te makken.
De verklaring van [getuige 5]7, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ik ken [verdachte] ongeveer vanaf april 2009. Ik heb samen met [getuige 6] voor hem wel eens wat werkzaamheden verricht. In zijn algemeenheid kan ik zeggen dat [verdachte] goederen koopt zonder dat hij deze kan of wil betalen. Ook heeft [verdachte] van verschillende bedrijven goederen gehuurd en deze daarna verkocht. Ik kan mij nog goed herinneren dat tussen 25 en 30 december 2009 [getuige 6] en ik bij [verdachte] kwamen. Ik hoorde toen dat [verdachte] tegen ons zei: "Jullie mogen mij wel feliciteren". Wij vroegen toen of hij jarig was. Dat was niet het geval. "Nee", zei [verdachte] toen, "ik heb op de kop af voor 1,7 miljoen euro mensen in de teil getrokken." Hij bedoelde daarmee dat hij voor 1,7 miljoen euro had opgelicht.
De verklaring van [getuige 6]8, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ik kan mij nog goed herinneren dat [getuige 5] en ik tussen de 25 en 30 december 2009 bij [verdachte] kwamen. Ik hoorde toen dat [verdachte] tegen ons zei: Jullie mogen mij wel feliciteren". Dat was niet het geval. Hij zei toen: "Ik ben over het miljoen. Ik heb voor meer dan een miljoen euro mensen in de teil getrokken." Hij bedoelde daarmee dat hij mensen voor meer dan een miljoen had opgelicht.
De verklaring van [getuige 7]9, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Sinds ongeveer eind oktober 2009 ben ik op verzoek van mijn ex-vrouw [getuige 3] en [verdachte] bij hen ingetrokken op het adres [adres] te [woonplaats]. In het begin had ik niet in de gaten wat [verdachte] allemaal deed. In die tijd zag ik wel eens post en daar zaten aanmaningen bij. Ook kwamen er wel eens deurwaarders. Omdat ik zag dat het niet goed ging heb ik een aantal bedrijven gebeld om niet meer te leveren. Ik weet dat [bedrijf 6] dieselolie heeft geleverd en dat de diesel werd verkocht aan vrienden van [verdachte]. [verdachte] verkocht de diesel voor 50 cent per liter. Ook heeft [verdachte] zout besteld bij [bedrijf 7]. Het meeste van dat zout is verkocht voor € 9,95 per zakje. Het meeste geld heeft [verdachte] besteed aan het kopen van cocaïne. [verdachte] had ook twee kantelcontainers gekocht. Deze kosten meer dan 1000 euro. [verdachte] heeft er één verkocht voor € 250,-. Het is mij de laatste tijd erg duidelijk geworden dat [verdachte] iedereen oplicht om aan geld te komen om zijn cocaïneverslaving te bekostigen.
Zaak A feit 4.13
De verklaring van [getuige 3]10, inhoudende, zakelijk weergegeven:
[bedrijf 8] heeft omstreeks half maart een grote hoeveelheid parket bij ons geplaatst. Het parket dat was verkocht is door [verdachte] niet aan hen betaald. Ook dit geld is door hem besteed aan drugs.
Zaak A feit 4.19
De verklaring van [getuige 8]11, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Omstreeks eind januari 2010 was ik bij [verdachte]. [verdachte] had op dat moment juist twee kantelcontainers thuis gekregen en wilde één van die dingen verkopen. Ik kocht toen van [verdachte] één van die beide kantelcontainers.
Zaak A feit 4.22
De verklaring van verdachte12, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Van het bedrijf [bedrijf 9]heb ik onder andere vier vlaggenmasten besteld en laten plaatsen.
De vierde vlaggenmast heb ik verkocht.
Zaak A feit 4.24
De verklaring van verdachte13, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben meerdere keren bij het bedrijf [bedrijf 10] geweest. Ik heb daar goederen gekocht op rekening. Ik had op dat moment geen geld om de rekeningen te betalen.
Zaak A feit 3.30
De verklaring van [getuige 9]14, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 26 november 2009 werd ons bedrijf, [bedrijf 6], telefonisch benaderd door [verdachte] van het bedrijf [bedrijf 1 verdachte ] te [plaats 2]. Hij plaatste een bestelling voor het leveren van brandstof. Deze brandstof is op 27 november 2009 door ons geleverd op het adres [adres] te [plaats 2]. Daarna heeft [verdachte] nog drie maal een bestelling geplaatst. Deze bestellingen zijn ook allemaal afgeleverd op het voornoemde adres. Begin januari 2010 werden wij telefonisch benaderd door een medewerker van [bedrijf 1 verdachte ]. Deze medewerker vertelde dat [verdachte] de brandstof doorverkocht, om zelf aan geld te komen. [verdachte] verkocht de brandstof voor € 0,50 per liter. De inkoopprijs voor hem was ongeveer
€ 0,85. Daarna ben ik een aantal keren naar [verdachte] gegaan. Hij beloofde elke keer te betalen, maar dat heeft hij nooit gedaan.
Bewijsoverweging zaak A feit 4 ten aanzien van het oogmerk van niet- of niet volledige betaling (deze overweging vervangt de overweging van de rechtbank op p. 26/27 van het vonnis)
Door de verdediging is ter zitting van het hof aangevoerd, dat verdachte weliswaar een groot aantal goederen heeft besteld en geleverd heeft gekregen, maar dat hij niet het oogmerk had om deze zonder (volledige) betaling te verkrijgen.
Het hof acht het oogmerk van niet- (volledige) betaling wel bewezen en baseert dit op het volgende.
Uit de door de rechtbank aangehaalde bewijsmiddelen en de aanvulling van het hof op deze bewijsmiddelen blijkt, dat verdachte in de periode van 1 januari 2009 tot en met 19 april 2010, op verschillende tijdstippen, tientallen aankopen heeft gedaan, zonder dat hij deze heeft betaald en kón betalen. Het ging bij deze aankopen om niet geringe bedragen. Verdachte bleef in deze periode aankopen doen, terwijl hij eerdere aankopen niet had betaald.
Verdachte heeft op 11 februari 2010 bij de politie een verklaring afgelegd waaruit naar voren komt dat verdachte goederen bestelde en afnam, hoewel hij wist dat hij deze niet kon betalen. Tegenover zijn kennissen [getuige 5] en [getuige 6] heeft verdachte opgeschept over dat hij andere personen voor een groot bedrag heeft opgelicht.
[getuige 3], verdachtes (toenmalige) levenspartner, heeft verklaard dat verdachte goederen bestelde bij bedrijven met het vooropgezette doel om deze zo snel mogelijk te verkopen voor een veel lagere prijs dan de kostprijs, om op deze manier vlug aan geld te komen. Dit blijkt ook uit de verklaringen van de toenmalige huisgenoten van verdachte, [getuige 4] en [getuige 7].
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder, dat verdachte in het geval hij bepaalde geleverde goederen doorverkocht aan anderen, de bedrijven niet betaalde van de opbrengst hiervan.
Op grond van voorgaande stelt het hof vast dat verdachte het oogmerk had van niet (volledige) betaling van voornoemde aankopen. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde, zoals dit is opgenomen in de bewezenverklaring door de rechtbank.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 juni 2009 tot en met 19 april 2010 meermalen schuldig gemaakt aan verduistering. Ook heeft verdachte zich in de periode van 1 januari 2009 tot en met 19 april 2010 op grote schaal schuldig gemaakt aan flessentrekkerij. Hij heeft hiertoe op naam van een tweetal door hem gerunde bedrijven uiteenlopende goederen besteld. Die goederen betaalde hij niet, maar verkocht hij, vaak onder de kostprijs, door aan anderen. De opbrengst besteedde hij grotendeels aan cocaïne.
Door aldus te handelen heeft verdachte een groot aantal bedrijven aanzienlijke financiële schade toegebracht en heeft hij misbuik gemaakt van het vertrouwen dat in het handelsverkeer tussen zakenpartners noodzakelijk en gebruikelijk is.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van zijn (toenmalige) vriendin [getuige 3], en mishandeling van [getuige 7] en [getuige 10].
Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze personen.
Het hof heeft bij de straftoemeting - ten nadele van verdachte - in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 februari 2011 - vele malen eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten en geweldsdelicten, onder meer tot (een jarenlange) gevangenisstraf. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden wederom de fout in te gaan. Verdachte heeft ter terechtzitting getoond ten aanzien van de hiervoor bewezen verklaarde vermogensdelicten geen inzicht te hebben in het laakbare van zijn handelen.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel, dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en noodzakelijk is. Het hof zal verdachte derhalve een gevangenisstraf opleggen van vijf jaren. Dit is hoger dan de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf (vier jaren). Het hof acht de door de rechtbank opgelegde straf echter - gelet op met name het strafrechtelijke verleden van verdachte en de grote financiële schade die verdachte bij een groot aantal bedrijven door zijn handelen heeft veroorzaakt - geen recht doen aan de ernst van de feiten.
Benadeelde partijen/Schadevergoedingsmaatregel
Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank ten aanzien van de genomen beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en ten aanzien van de daarbij opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, met uitzondering van de beslissing omtrent de schadevergoedingsmaatregelen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijf 1] en [bedrijf 2]. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. In plaats daarvan overweegt het hof het volgende.
Benadeelde partij [bedrijf 1]
Gezien het feit dat verdachte door de rechtbank is vrijgesproken ten aanzien van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde heeft de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, de benadeelde partij [bedrijf 1] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Nu wel vaststaat dat de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder 4.21 ten laste gelegde feit schade heeft geleden die door verdachte is veroorzaakt, zal het hof een schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van € 2.901,93.
Benadeelde partij [bedrijf 2]
Op grond van artikel 60a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) juncto 24c, derde lid Sr mag in dit geval het aantal dagen vervangende hechtenis in het kader van de op te leggen schadevergoedingsmaatregelen niet meer dan een jaar bedragen. Gelet hierop zal het hof de beslissing van de rechtbank omtrent de schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van de benadeelde partij [bedrijf 2] vernietigen.
Nu vaststaat dat de benadeelde partij [bedrijf 2] ter zake van het in zaak A onder 4.1 ten laste gelegde feit schade heeft geleden die door verdachte is veroorzaakt, zal het hof een schadevergoedingsmaatregel opleggen tot een bedrag van
€ 46.101, 31 (overeenkomstig de rechtbank), met dien verstande, dat de vervangende hechtenis voor de duur van zevenendertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van in zaak A onder 3 B en in zaak B onder 1 en 3 tenlastegelegde;
bevestigt met verbetering en aanvulling van gronden, het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de strafoplegging en de schadevergoedingsmaatregelen ten aanzien van de benadeelde partijen [bedrijf 1] en [bedrijf 2];
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover voor hoger beroep vatbaar, voor wat betreft de strafoplegging en de schadevergoedingsmaatregelen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijf 1] en [bedrijf 2], en in zoverre opnieuw recht doende:
veroordeelt verdachte tot
gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend negenhonderdéén euro en drieënnegentig cent ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1] t.a.v. [gemachtigde], [plaats 3];
met dien verstande, dat indien de mededader(s) van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft/hebben betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd.
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van negenendertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zesenveertigduizend honderdéén euro en eenendertig cent ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 2] T.a.v. [gemachtigde], [plaats 4];
met dien verstande, dat indien de mededader(s) van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft/hebben betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd.
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zevenendertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. G. Dam, in tegenwoordigheid van
mr. M. Zevenhuizen als griffier.
- 1.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], d.d. 25 november 2009, p. 171-172.
- 2.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] d.d.9 december 2009, p. 174-175
- 3.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte, d.d. 11 februari 2010, p. 1258-1260.
- 4.
Proces-verbaal ter terechtzitting van het hof d.d. 17 februari 2011
- 5.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3], d.d. 24 februari 2010, p. 1251-1255.
- 6.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4], d.d. 2 maart 2010, p. 274-276
- 7.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 5] d.d. 21 januari 2010, p. 111-114.
- 8.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 6] d.d. 23 januari 2010, p. 115-118.
- 9.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 7], d.d. 2 februari 2010, p. 1101-1103.
- 10.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 3], d.d. 25 februari 2010, p. 476a-476d.
- 11.
Proces-verbaal van verhoor van [getuige 8] d.d. 20 april 2010, p. 794-795.
- 12.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 12 april 2010, p. 882.
- 13.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 15 maart 2010, p. 914-915.
- 14.
Proces-verbaal van aangifte door [getuige 9], d.d. 27 januari 2010, p. 1084-1087.