NJ 2014/450
Ten onrechte wel/niet beslist op getuigenverzoek? Geen belang bij cassatie.
HR 30-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2855, m.nt. M.J. Borgers
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 september 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan
- Zaaknummer
13/02526
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
M.J. Borgers
- JCDI
JCDI:ADS97125:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:2855, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑09‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1676, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑06‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑03‑2014
- Wetingang
Art. 287 lid 3 onder a, 288 lid 1onder c Wetboek van Strafvordering
Essentie
Getuigenverzoek. Het antwoord op de vraag of het hof op het verzoek om X als getuige te horen een beslissing heeft gegeven, kan in het midden blijven. Uit de processen-verbaal van de drie nadere zittingen blijkt niet dat door of namens de verdachte aan de orde is gesteld dat het hof op een eerdere zitting geen beslissing heeft gegeven op het gedane verzoek X als getuige te horen, en evenmin dat is verzocht die persoon (alsnog) op te roepen als getuige. Het moet daarom ervoor worden gehouden dat dit achterwege is gebleven. Nu in de cassatieschriftuur een toelichting ontbreekt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.