Einde inhoudsopgave
Mediawet 2008
Artikel 2.138a [Eindafrekening]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Bronpublicatie:
14-06-2014, Stb. 2014, 214 (uitgifte: 20-06-2014, kamerstukken: 33923)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-06-2014, Stb. 2014, 215 (uitgifte: 20-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Media
Informatierecht / Reclame
1.
Wanneer een omroeporganisatie uitvoering geeft aan het voornemen, bedoeld in artikel 2.138, eerste lid, draagt zij binnen vier maanden na afloop van de periode waarvoor een erkenning of een voorlopige erkenning als bedoeld in artikel 2.23 is verleend, zorg voor de vaststelling van een eindafrekening. De eindafrekening gaat vergezeld van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 2.171, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing. Het Commissariaat kan de termijn, bedoeld in de eerste volzin, verlengen met een door hem te stellen termijn.
2.
Mede op basis van de eindafrekening, bedoeld in het eerste lid, stelt het Commissariaat het terug te betalen bedrag vast. Teruggevorderde bedragen voegt het Commissariaat toe aan de algemene mediareserve, bedoeld in artikel 2.166.
3.
In het geval, bedoeld in het eerste lid:
- a.
betaalt de omroeporganisatie de op het moment, bedoeld in artikel 2.138, eerste lid, aanwezige gelden die bestemd zijn voor de verzorging van media-aanbod voor de landelijke publieke omroep, terug aan het Commissariaat;
- b.
draagt de omroeporganisatie er zorg voor dat programmamateriaal dat verspreid is op de programmakanalen van de landelijke publieke omroep dan wel daarvoor is geproduceerd of aangekocht en de daaraan verbonden programmaformats, namen en merken, voor zover het auteurs- of gebruiksrecht daarop bij de omroeporganisatie berust, gedurende drie jaar na afloop van de periode waarvoor een erkenning of voorlopige erkenning is verleend, om niet ter beschikking wordt gesteld aan de raad van bestuur voor gebruik op aanbodkanalen van de landelijke publieke omroep;
- c.
stelt de omroeporganisatie het programmamateriaal, bedoeld in onderdeel b, ter beschikking aan de door Onze Minister aangewezen instelling voor het in stand houden en exploiteren van een media-archief; en
- d.
onthoudt de omroeporganisatie zich gedurende drie jaar na afloop van de periode waarvoor een erkenning of voorlopige erkenning is verleend, van gebruik of exploitatie van het programmamateriaal, bedoeld in onderdeel a, en de daaraan verbonden programmaformats, namen en merken, voor zover het auteurs- en gebruiksrecht bij de omroeporganisatie berust, tenzij daarover met de raad van bestuur een overeenkomst is gesloten tegen een marktconforme vergoeding.
4.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder omroeporganisatie tevens begrepen haar rechtsopvolger of rechtsverkrijgende.
5.
Het eerste tot en met vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing, als:
- a.
aan een omroeporganisatie geen erkenning als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid, wordt verleend;
- b.
een erkenning of voorlopige erkenning overeenkomstig artikel 2.33 wordt ingetrokken; en
- c.
een omroeporganisatie in strijd met artikel 2.34, eerste lid, tijdens een erkenningperiode niet langer als omroeporganisatie media-aanbod voor de landelijke publieke omroep verzorgt.