Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/51/Euratom vaststelling voorschriften bescherming volksgezondheid tegen radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water
Bijlage III Controle van de indicatieve dosis en analytische prestatiekenmerken
Geldend
Geldend vanaf 27-11-2013
- Bronpublicatie:
22-10-2013, PbEU 2013, L 296 (uitgifte: 07-11-2013, regelingnummer: 2013/51/Euratom)
- Inwerkingtreding
27-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2013, PbEU 2013, L 296 (uitgifte: 07-11-2013, regelingnummer: 2013/51/Euratom)
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1. Controle op naleving van de indicatieve dosis
Lidstaten mogen uiteenlopende betrouwbare controlestrategieën gebruiken om de aanwezigheid van radioactiviteit in voor menselijke consumptie bestemd water aan te tonen. Deze strategieën kunnen controle omvatten op bepaalde radionucliden of op een afzonderlijke radionuclide, dan wel controle op totaal alfa- en totaal bèta-activiteit.
a) Controle op bepaalde radionucliden of op een afzonderlijke radionuclide
Als één van de activiteitsconcentraties meer bedraagt dan 20 % van de overeenkomstige afgeleide waarde of als de tritiumconcentratie hoger ligt dan de in bijlage I vastgestelde parameterwaarde, is een analyse van andere radionucliden vereist. Welke radionucliden moeten worden gemeten, wordt vastgelegd door de lidstaten, waarbij alle relevante gegevens inzake mogelijke bronnen van radioactiviteit in aanmerking worden genomen.
b) Controlestrategieën voor totaal alfa- en totaal bèta-activiteit
Om de parametrische indicatorwaarde voor de ID te controleren mogen de lidstaten controlestrategieën voor totaal alfa- en totaal bèta-activiteit (1) gebruiken.
Voor dit doel worden controleniveaus voor totaal alfa-activiteit of totaal bèta-activiteit vastgelegd. Het aanbevolen controleniveau voor totaal alfa-activiteit is 0,1 Bq/l. Het aanbevolen controleniveau voor totaal bèta-activiteit is 1,0 Bq/l.
Als de totaal alfa- en de totaal bèta-activiteit kleiner zijn dan respectievelijk 0,1 Bq/l en 1,0 Bq/l, mogen de lidstaten aannemen dat de ID geringer is dan de parameterwaarde van 0,1 mSv en dat stralingsonderzoek niet nodig is, behalve wanneer uit andere informatiebronnen is gebleken dat in het water specifieke radionucliden aanwezig zijn die een ID hoger dan 0,1 mSv zouden kunnen veroorzaken.
Als de totaal alfa-activiteit meer bedraagt dan 0,1 Bq/l of als de totaal bèta-activiteit meer bedraagt dan 1,0 Bq/l moet op specifieke radionucliden worden geanalyseerd.
De lidstaten mogen voor totaal alfa-activiteit en totaal bèta-activiteit alternatieve controleniveaus vaststellen wanneer zij kunnen aantonen dat deze niveaus stroken met een ID van 0,1 mSv.
Welke radionucliden moeten worden gemeten, wordt vastgelegd door de lidstaten, waarbij alle relevante gegevens inzake mogelijke bronnen van radioactiviteit in aanmerking worden genomen. Aangezien verhoogde tritiumniveaus kunnen duiden op de aanwezigheid van andere kunstmatige radionucliden, moeten tritium en totaal alfa- en totaal bèta-activiteit in hetzelfde monster worden gemeten.
2. Berekening van de ID
De ID wordt berekend aan de hand van de gemeten radionuclideconcentraties en de dosiscoëfficiënten die zijn vastgelegd in bijlage III, tabel A, van Richtlijn 96/29/Euratom, of aan de hand van recentere informatie die wordt erkend door de bevoegde instanties van de lidstaat, op basis van de jaarlijkse inname van water (730 l voor volwassenen). Wanneer aan de volgende formule is voldaan, mogen de lidstaten aannemen dat de ID lager is dan de parameterwaarde van 0,1 mSv en dat verder onderzoek niet nodig is:
waarin:
Ci(obs) = geobserveerde radionuclideconcentratie i
Ci(der) = afgeleide radionuclideconcentratie i
n = aantal waargenomen radionucliden.
Bron | Nuclide | Afgeleide concentratie |
---|---|---|
Natuurlijk | U-238 (2) | 3,0 Bq/l |
U-234 (2) | 2,8 Bq/l | |
Ra-226 | 0,5 Bq/l | |
Ra-228 | 0,2 Bq/l | |
Pb-210 | 0,2 Bq/l | |
Po-210 | 0,1 Bq/l | |
Kunstmatig | C-14 | 240 Bq/l |
Sr-90 | 4,9 Bq/l | |
Pu-239/Pu-240 | 0,6 Bq/l | |
Am-241 | 0,7 Bq/l | |
Co-60 | 40 Bq/l | |
Cs-134 | 7,2 Bq/l | |
Cs-137 | 11 Bq/l | |
I-131 | 6,2 Bq/l |
3. Prestatiekenmerken en analysemethoden
Voor onderstaande parameters en radionucliden geldt dat door middel van de toegepaste analysemethode ten minste activiteitsconcentraties moeten kunnen worden gemeten met onderstaande aantoonbaarheidsgrens:
Parameters en radionucliden | Aantoonbaarheidsgrens (Opmerkingen 1 en 2) | Opmerkingen |
---|---|---|
Tritium | 10 Bq/l | Opmerking 3 |
Radon | 10 Bq/l | Opmerking 3 |
totaal alfa-activiteit totaal bèta-activiteit | 0,04 Bq/l 0,4 Bq/l | Opmerking 4 Opmerking 4 |
U-238 | 0,02 Bq/l | |
U-234 | 0,02 Bq/l | |
Ra-226 | 0,04 Bq/l | |
Ra-228 | 0,02 Bq/l | Opmerking 5 |
Pb-210 | 0,02 Bq/l | |
Po-210 | 0,01 Bq/l | |
C-14 | 20 Bq/l | |
Sr-90 | 0,4 Bq/l | |
Pu-239/Pu-240 | 0,04 Bq/l | |
Am-241 | 0,06 Bq/l | |
Co-60 | 0,5 Bq/l | |
Cs-134 | 0,5 Bq/l | |
Cs-137 | 0,5 Bq/l | |
I-131 | 0,5 Bq/l |
Opmerking 1: | De aantoonbaarheidsgrens wordt berekend aan de hand van ISO norm 11929: Bepaling van de karakteristieke limieten (beslissingsgrens, detectielimiet en betrouwbaarheidsinterval) voor meting van ioniserende straling — Grondbeginselen en toepassing, met een foutkans van de eerste en tweede soort van telkens 0,05. |
Opmerking 2: | Meetonzekerheden worden berekend en aangegeven als volledige standaardmeetonzekerheden of als uitgebreide standaardmeetonzekerheden met een uitbreidingsfactor van 1,96, volgens de ISO-leidraad voor de bepaling en aanduiding van de meetonzekerheid. |
Opmerking 3: | De aantoonbaarheidsgrens voor tritium en radon is 10 % van de parameterwaarde ervan van 100 Bq/l. |
Opmerking 4: | De aantoonbaarheidsgrens voor totaal alfa- en totaal bèta-activiteiten is 40 % van de controlewaarden van respectievelijk 0,1 en 1,0 Bq/l. |
Opmerking 5: | Deze aantoonbaarheidsgrens geldt alleen voor de eerste controle op indicatieve dosis voor een nieuwe waterbron. Indien de eerste controle aantoont dat het niet aannemelijk is dat Ra-228 meer bedraagt dan 20 % van de afgeleide concentratie, mag de aantoonbaarheidsgrens worden verhoogd tot 0,08 Bq/l voor routinematige nuclidespecifieke metingen van Ra-228, totdat er een volgende controle nodig is. |
Voetnoten
Waar nodig kan totaal bèta-activiteit worden vervangen door residuele bèta-activiteit na aftrek van de activiteitsconcentratie van kalium-40.
Deze tabel omvat waarden voor de meest voorkomende natuurlijke en kunstmatige radionucliden. Het zijn nauwkeurige waarden, berekend voor een dosis van 0,1 mSv, een jaarlijkse inname van 730 liter en met gebruikmaking van de dosiscoëfficiënten van bijlage III, tabel A, van Richtlijn 96/29/Euratom. Afgeleide concentraties voor andere radionucliden kunnen op dezelfde basis worden berekend, en waarden kunnen worden geactualiseerd op basis van recentere informatie die wordt erkend door de bevoegde instanties van de lidstaat.
Deze tabel toont enkel de stralingseigenschappen van uranium, niet de chemische toxiciteit.
Deze tabel toont enkel de stralingseigenschappen van uranium, niet de chemische toxiciteit.