JAR 2013/65
403-verklaring. Is de preferente vordering van UWV in het faillissement van de dochtervennootschap ook preferent in het faillissement van de moedervennootschap uit hoofde van de door de moedervennootschap afgegeven aansprakelijkheidsverklaring ex art. 2:403 BW?
Rb. Midden-Nederland 30-01-2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ0334 (UWV/Deterink)
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
30 januari 2013
- Magistraten
Mrs. R.J. Verschoof, J.W. Frieling, D.M. Staal
- Zaaknummer
321051 / HA ZA 12-506
- LJN
BZ0334
- Roepnaam
UWV/Deterink
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ0334, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 30‑01‑2013
- Wetingang
BW art. 2:403, art. 3:288 onder e
Essentie
Econcern NV (hierna: Econcern) heeft op 11 november 2003 een aansprakelijkheidsverklaring ex art. 2:403 BW (de 403-verklaring) gedeponeerd ten behoeve van onder meer haar dochtervennootschap Innogrow International BV (Innogrow). Op 18 september 2009 is Econcern failliet verklaard. Innogrow is op 2 februari 2010 failliet verklaard. UWV is ex art. 66 lid 1 WW getreden in de loonaanspraken van de werknemers van Innogrow op Innogrow. Deze vordering is in het faillissement van Innogrow preferent ex art. 3:288 onder e BW. UWV vordert in deze procedure erkenning van haar vordering in het faillissement van Econcern ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.