Art. 10 lid 3 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) bepaalt sedert 1 januari 2013 dat “de openingstijden van de griffies worden vermeld in het bestuursreglement”. Art. 20 RO vormt de wettelijke grondslag voor de bestuursreglementen van de gerechten (met uitzondering van dat van de Hoge Raad). Art. 21a RO schrijft voor dat het bestuursreglement, na de benodigde instemming van de Raad voor de rechtspraak, wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
HR, 01-11-2022, nr. 21/02206
ECLI:NL:HR:2022:1562
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
01-11-2022
- Zaaknummer
21/02206
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1562, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑11‑2022; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:774
ECLI:NL:PHR:2022:774, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑09‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1562
- Vindplaatsen
Uitspraak 01‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit verkoop van XTC-pillen. Ontvankelijkheid cassatieberoep, art. 449-451 Sv. Op laatste dag cassatietermijn heeft raadsman betrokkene d.m.v. per fax en e-mailbericht (met bijlage) verzonden schriftelijke bijzondere volmacht cassatieberoep ingesteld. Faxbericht is om 17.25 uur ingekomen bij griffie hof en e-mailbericht is om 17.28 uur ingekomen bij griffie hof, terwijl griffie hof om 17.00 uur sluit. Cassatieberoep ex art. 432.1.b jo. 511h Sv tijdig ingesteld? Cassatieberoep wordt ex art. 449 jo. 450 Sv ingesteld door een verklaring af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt of door een door hem daartoe gevolmachtigde, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven, van welke verklaring ex art. 451 Sv door griffier een akte wordt opgemaakt. De mogelijkheid om door het afleggen van zo een verklaring een rechtsmiddel aan te wenden is gebonden aan de uren waarop de griffie ingevolge het daarop betrekking hebbende reglement geopend is of geopend behoort te zijn. Dat brengt mee dat een per fax of e-mail verzonden schriftelijke volmacht a.b.i. art. 450 Sv aan griffiemedewerker tot het voor verdachte of betrokkene aanwenden van een rechtsmiddel slechts dan kan worden aangemerkt als binnen de beroepstermijn ingediend, indien deze volmacht ter griffie is begonnen binnen te komen vóór sluiting van griffie op de laatste dag van deze termijn (vgl. HR:2014:231). Op gronden weergegeven in CAG moet worden aangenomen dat i.c. de volmacht pas - op de laatste dag van de beroepstermijn - is begonnen binnen te komen nadat de griffie (om 17.00 uur) was gesloten. Dit brengt mee dat HR het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen. Betrokkene n-o.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02206 P
Datum 1 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 7 mei 2021, nummer 23-003779-18, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de betrokkene.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft W. Römelingh, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in zijn cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1
Volgens artikel 449 in verbinding met artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) wordt, voor zover hier van belang, beroep in cassatie ingesteld door een verklaring, af te leggen door degene die het rechtsmiddel aanwendt of een door hem daartoe gevolmachtigde, op de griffie van het gerecht door of bij hetwelk de beslissing is gegeven, van welke verklaring ingevolge artikel 451 Sv door de griffier een akte wordt opgemaakt. De mogelijkheid om door het afleggen van zo een verklaring een rechtsmiddel aan te wenden is gebonden aan de uren waarop de griffie van het gerecht ingevolge het daarop betrekking hebbende reglement geopend is of geopend behoort te zijn. Dit brengt mee dat een per fax of e-mail verzonden schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450 Sv aan een griffiemedewerker tot het voor de verdachte of betrokkene aanwenden van een rechtsmiddel slechts dan kan worden aangemerkt als binnen de beroepstermijn ingediend, indien deze volmacht ter griffie is begonnen binnen te komen vóór sluiting van de griffie op de laatste dag van deze termijn. (Vgl. HR 4 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:231.)
2.2
Op de gronden die zijn weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 4 en 5 moet worden aangenomen dat in het onderhavige geval de hiervoor bedoelde volmacht pas - op de laatste dag van de beroepstermijn - is begonnen binnen te komen nadat de griffie (om 17.00 uur) was gesloten. Dit brengt mee dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2022.
Conclusie 13‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Overschrijding termijn instellen cassatieberoep doordat e-mail en fax met schriftelijke bijzondere volmacht op de laatste dag van de beroepstermijn ná sluitingstijd van de griffie zijn binnengekomen. Conclusie strekt tot n.o.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/02206 P
Zitting 13 september 2022
Conclusie
D.J.C. Aben
In de zaak
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de betrokkene
De procedure
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 7 mei 2021 het bedrag van het voordeel dat de betrokkene wederrechtelijk heeft verkregen vastgesteld op € 580.317,82 en de betrokkene ter ontneming van voordeel de verplichting opgelegd tot betaling van € 287.524,67 aan de staat.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. W. Römelingh, advocaat te 's‑Gravenhage, heeft vier middelen van cassatie voorgesteld.
De ontvankelijkheid van het beroep
3. Ambtshalve stel ik de ontvankelijkheid van het cassatieberoep aan de orde. Dit vraagstuk komt eveneens aan bod in de cassatieschriftuur, namelijk in de passage die daarin als vierde middel wordt gepresenteerd. Die passage betreft geen middel van cassatie in de zin der wet. Daarin wordt namelijk geen stellige en duidelijke klacht geformuleerd over de schending van een bepaalde rechtsregel of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. Met die passage wordt immers niet opgekomen tegen enige beslissing van het gerechtshof, maar tegen een beslissing die de Hoge Raad nog moet nemen, namelijk die over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. Hoewel de ontvankelijkheidsvraag voorafgaat aan de kennisneming en het onderzoek van de middelen van cassatie, heb ik de passage die in de schriftuur als vierde middel wordt aangeduid niettemin beschouwd als een toelichting op het standpunt van de raadsman dat de betrokkene in zijn cassatieberoep moet worden ontvangen.
4. Wat wil het geval? Het bestreden arrest is gewezen op 7 mei 2021. Dat was op tegenspraak. Ter terechtzitting van het gerechtshof van 23 april 2021 is de verdachte immers, vergezeld van zijn raadsman, verschenen. Bij die stand van zaken moet het cassatieberoep ingevolge artikel 432 lid 1 Sv uiterlijk de veertiende dag na de einduitspraak worden ingesteld. De gevolmachtigd raadsman van de betrokkene heeft de griffier bij faxbrief en bij e-mail, beide van 21 mei 2021, verzocht het beroep in cassatie in te stellen, en hem daartoe voorzien van een zogeheten ‘schriftelijke bijzondere volmacht’. De griffier heeft blijkens de akte instellen rechtsmiddel d.d. 25 mei 2021 overeenkomstig artikel 451 lid 1 Sv aan dit verzoek voldaan. In cassatie staat niet ter discussie dat de daaraan als bijlage gevoegde faxbrief ter griffie van het gerechtshof Amsterdam op 21 mei 2021 omstreeks 17.25 uur is ingekomen, terwijl een e-mail van diezelfde strekking omstreeks 17.28 uur ter griffie is ontvangen.
5. Volgens het bestuursreglement van het gerechtshof Amsterdam van 16 december 2020, Stcrt. 26 maart 2021, nr. 11973, in werking getreden met ingang van 1 april 2021, sluiten de griffies van dat gerechtshof om 17 uur.1.,2.
6. De opsteller van de schriftuur is bekend met vaste rechtspraak die inhoudt dat een per faxbericht of e-mailbericht verzonden schriftelijke volmacht als bedoeld in artikel 450 Sv aan een griffiemedewerker tot het voor de betrokkene aanwenden van een rechtsmiddel slechts dan kan worden aangemerkt als binnen de beroepstermijn ingediend, indien deze volmacht ter griffie is binnengekomen vóór sluiting van de griffie op de laatste dag van deze termijn.3.Niettemin bepleit hij dat de Hoge Raad (voortaan) van deze rechtspraak afwijkt.
7. De argumenten die in de schriftuur voor dit standpunt naar voren worden gebracht snijden vrij duidelijk geen hout, dan wel zijn niet relevant, dan wel zijn niet nieuw. De slotsom luidt dat het cassatieberoep (onverschoonbaar) te laat is ingesteld.
Slotsom
8. Deze conclusie strekt tot de niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in zijn cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑09‑2022
Verwarrend is wel dat op de website van het gerechtshof Amsterdam ook toegankelijk is het – naar ik aanneem: vigerende – Reglement orde van dienst dat door het gerechtsbestuur is vastgesteld op 17 november 2009 en in werking trad op 1 december 2009 (https://www.rechtspraak.nl/Organisatie-en-contact/Organisatie/Gerechtshoven/Gerechtshof-Amsterdam/Regels-procedures-en-klachten). Dit reglement, opgesteld op basis van het Besluit orde van dienst gerechten (Besluit van 10 december 2001, Stb. 2001, 621, dat op zijn beurt een wettelijke grondslag vindt in art. 11 RO) bevat in artikel 2 eveneens (enigszins afwijkende) bepalingen voor de openingstijden van de griffies van dit gerecht. Voor de sluitingstijden van de griffies maakt dat niet uit: dat is in alle gevallen 17 uur.
HR 4 maart 1958, ECLI:NL:HR:1958:57, NJ 1958/311; HR 15 januari 1963, ECLI:NL:HR:1963:182, NJ 1963/229 m.nt. Van Berckel; HR 12 februari 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC2348, NJ 1985/474; HR 15 april 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0688, NJ 1997/475, rov. 4.4; HR 26 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7231, NJ 2000/676, rov. 3.4; HR 4 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:231, NJ 2014/108, rov. 2.3; HR 5 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:173; HR 5 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:308, rov. 2.4, met daaraan voorafgaande conclusie van A-G Hofstee; HR 10 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1312 (81 RO), met daaraan voorafgaande conclusie van A-G Harteveld.