Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/30.4:30.4 Conclusie
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/30.4
30.4 Conclusie
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS369381:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In een btw-systeem, waarin vrijstellingen zonder recht op aftrek en andere aftrekbeperkingen niet voorkomen, bestaan er geen belemmeringen om de inbreng in een als een entiteit te beschouwen contractueel samenwerkingsverband aan de heffing van btw te onderwerpen, onder een volledig recht op aftrek van voorbelasting. Maar ook in het huidige btw-stelsel, waarin vrijstellingen zonder recht op aftrek en andere af-trekbeperkingen voorkomen, zijn de voordelen van het aan de btw onderwerpen van de inbreng groter dan het onbelastbaar laten van inbreng, dan wel het uitsluiten van een recht op aftrek voor goederen en diensten, die voor de inbreng worden gebruikt. In geen geval acht ik het belasten van inbreng via de aan leveringen en diensten onder bezwarende titel gelijkgestelde prestaties (waarvoor geen recht op aftrek bestaat) een juiste oplossing.
Het belastbaar stellen van inbreng noopt in het huidige stelsel tot het maken van keuzes. Onvermijdelijk leidt het belastbaar stellen namelijk tot ongelijkheden. Daar staat tegenover, dat het onbelastbaar laten van inbreng ook tot ongelijkheden leidt. Als de inbreng in een contractueel samenwerkingsverband als een belastbare handeling met een volledig recht op aftrek van voorbelasting wordt aangemerkt, moet mijns inziens ook het storten in natura op aandelen in een kapitaalsvennootschap belast worden, onder volledig recht op aftrek. Een ongelijkheid op het subjectniveau druist zodanig in tegen de doelstellingen van het btw-stelsel, dat het niet geaccepteerd kan worden.
De Btw-richtlijn, de Wet OB, noch de nationale jurisprudentie en de jurisprudentie van het HvJ EG bieden thans voldoende grondslag om inbreng aan de heffing van btw te onderwerpen (zie deel IV, hoofdstuk 24, paragraaf 24.4.8), zonder dat de uitgangspunten van het btw-stelsel buitenproportioneel geweld aangedaan moeten worden. Wil dus uitvoering worden gegeven aan de wens om inbreng als belaste prestatie aan te merken, onder een volledig recht op aftrek van voorbelasting, dan moet daartoe mijns inziens een afzonderlijke maatregel worden getroffen. Het positieve nationale en Europese recht bieden niet slechts te weinig zekerheid met betrekking tot de inbreng in een contractueel samenwerkingsverband, zij zijn bovendien niet voldoende geëquipeerd om de inbreng op een neutrale wijze in de heffing van btw te betrekken.