RBP 2020/37
Kennelijke misslagen in geëxecuteerd bodemvonnis. Heeft het hof in een executiegeschil als het onderhavige waarbij het gaat om de tenuitvoerlegging van een uitspraak die nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, de juiste maatstaf toegepast?
HR 13-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:429
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 maart 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/04970
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- JCDI
JCDI:ADS200040:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:429, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1264, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑11‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑03‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑11‑2018
- Wetingang
Essentie
Executiegeschil. Misbruik van bevoegdheid. Belangenafweging.
Heeft het hof in een executiegeschil als het onderhavige waarbij het gaat om de tenuitvoerlegging van een uitspraak die nog niet in kracht van gewijsde is gegaan, de juiste maatstaf toegepast?
Samenvatting
Verweersters in cassatie in onderhavige kortgedingprocedure en de gemeente Nijmegen zijn vanaf medio 2015 verwikkeld in een geschil over de terugbetaling aan de gemeente van een bedrag van circa € 21.000.000. In een door de gemeente in dit verband aanhangig gemaakte bodemprocedure heeft de rechtbank in een tussenvonnis geoordeeld dat verweersters in cassatie toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verbintenissen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.