Hof Arnhem, 28-06-2007, nr. 24-002270-06
ECLI:NL:GHARN:2007:BA8598
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
28-06-2007
- Zaaknummer
24-002270-06
- LJN
BA8598
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2007:BA8598, Uitspraak, Hof Arnhem, 28‑06‑2007; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BI3862, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2009:BI3862
- Wetingang
- Vindplaatsen
Jwr 2007/67 met annotatie van R. Vervoort
Uitspraak 28‑06‑2007
Inhoudsindicatie
Het hof acht niet bewezen dat er sprake is geweest van een wedstrijd tussen de bestuurders van de bij het ongeluk betrokken voertuigen. Dit gelet op het gegeven dat verdachten, bij de aanvang van het remspoor, een snelheid van ongeveer 60 à 62 kilometer per uur voerden. Uit de door het Nederlands Forensisch Instituut uitgevoerde proeven blijkt dat de voertuigen aldaar een snelheid van tussen de 92 en de 97 kilometer per uur zouden hebben bereikt, indien de bestuurders na het optrekken de aanvangsacceleratie voluit hadden gecontinueerd. Het hof acht bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte, toen zij elk in de eigen auto vanuit stilstand naast elkaar wegreden, snel en gezamenlijk zijn opgetrokken. Toen één van beiden sneller reed en vóór de ander is gaan rijden, zijn zij op onverantwoorde wijze zeer dicht achter elkaar blijven rijden. Verdachte heeft de vrouw met de kinderwagen en het kleine kind in het geheel niet gezien voordat hij met [medeverdachte] - snel accelererend - is weggereden. Het hof leidt ondermeer hieruit af dat [verdachte] kennelijk zodanig bezig is geweest met het gezamenlijk rijden, dat hij in vergaande mate onoplettend en in zijn rijgedrag zeer onvoorzichtig is geweest. Hoewel het hof, zoals hiervoor uiteengezet, een tevoren overeengekomen wedstrijd niet aanwezig acht, zijn de gevolgen van hun onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag diep ingrijpend: de dood van een baby van slechts tweeëneenhalve week oud, het letsel van haar moeder en de traumatische ervaring voor het andere kind van deze moeder, dat bij het ongeval ongedeerd is gebleven.
Partij(en)
Parketnummer: 24-002270-06
Parketnummer eerste aanleg: 07-607259-06
Arrest van 28 juni 2007 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 september 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
doch feitelijk verblijvende te [verblijfplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.I. Roos, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde en voor het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Voorts vordert de advocaat-generaal ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaren alsmede verbeurdverklaring van de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto, merk Mazda, kenteken [kenteken].
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
In dit arrest is opgenomen de inhoud van de inleidende dagvaarding, waarin - naast de wijzigingen en verbeteringen die de eerste rechter reeds heeft toegelaten, respectievelijk aangebracht - de op vordering van de advocaat-generaal door het hof toegelaten wijzigingen zijn aangebracht. Een fotokopie van laatstgenoemde vordering is aan dit arrest gehecht. Voorts heeft het hof de tenlastelegging verbeterd gelezen. De verdachte is daarmee niet in zijn verdediging geschaad.
Volgens de aldus in twee instanties gewijzigde en verbeterd gelezen tenlastelegging wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
- a.
hij op of omstreeks 10 juni 2006 te of bij [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk een persoon ([slachtoffer 1] geheten en welke [slachtoffer 1] was geboren op [geboortedatum]) van het leven heeft beroofd, door tezamen en in vereniging met zijn mededader opzettelijk, met de door hen bestuurde auto's op [weg] te gaan rijden en/of (vervolgens) naast elkaar te gaan stilstaan met de door hen bestuurde auto's en/of (vervolgens) een afspraak met elkaar te maken om op dat moment op [weg] een snelheidswedstrijd met hun auto's te houden en/of vervolgens, terwijl voornoemde [slachtoffer 1], gelegen in een kinderwagen, en haar moeder en tweejarig broertje (te weten [slachtoffer 2 ] en/of [slachtoffer 3]), beiden te voet ongeveer 200 meter, althans een korte afstand, verderop [weg] overstaken, althans aanstalten maakten [weg] over te steken, met hun wedstrijd een aanvang te maken en/of vol accelererend en/of (zeer) snel optrekkend met beide auto's naast elkaar weg te rijden, waarbij binnen voornoemde 200 meter, althans korte afstand, verdachte een snelheid bereikte van minimaal meer dan 60 kilometer per uur, althans van ongeveer 60 kilometer per uur en/of verdachtes mededader een snelheid bereikte van minimaal meer dan 60 kilometer per uur, althans ongeveer 60 kilometer per uur, waarbij zijn mededader hem, verdachte, is voorbijgereden en/of waarbij zijn mededader voor hem, verdachte, is gaan rijden en/of waarna vervolgens zijn, verdachtes, mededader tegen de wandelwagen, waarin voornoemde [slachtoffer 1] zich bevond, is aangereden/gebotst, waarbij voornoemde [slachtoffer 1] uit de wandelwagen is geslingerd en op het wegdek is beland, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] van het leven werd beroofd;
- b.
hij op of omstreeks 10 juni 2006 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer perso(o)n(en), welke later bleken te zijn [slachtoffer 2 ] en/of [slachtoffer 3 ] (geboren [geboortedatum]) van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met zijn mededader, met de door hen bestuurde auto's op [weg] zijn gaan rijden en/of (vervolgens) naast elkaar zijn gaan stilstaan met de door hen bestuurde auto's en/of (vervolgens) een afspraak met elkaar hebben gemaakt om op dat moment op [weg] een snelheidswedstrijd met hun auto's te houden en/of vervolgens, terwijl voornoemde [slachtoffer 1], gelegen in een kinderwagen, en haar moeder en tweejarig broertje (te weten [slachtoffer 2 ] en/of [slachtoffer 3 ]), beiden te voet, ongeveer 200 meter, althans een korte afstand, verderop [weg] overstaken, althans aanstalten maakten [weg] over te steken, met hun wedstrijd een aanvang hebben gemaakt en/of vol accelererend en/of (zeer) snel optrekkend met beide auto's naast elkaar zijn weggereden, waarbij binnen voornoemde 200 meter, althans korte afstand, verdachte een snelheid bereikte van minimaal meer dan 60 kilometer per uur, althans van ongeveer 60 kilometer per uur en/of verdachtes mededader een snelheid bereikte van minimaal meer dan 60 kilometer per uur, althans ongeveer 60 kilometer per uur, waarbij zijn mededader hem, verdachte, is voorbijgereden en/of waarbij zijn mededader voor hem, verdachte, is gaan rijden en/of waarna verdachtes mededader (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2 ] en/of [slachtoffer 3 ] is aangereden/gebotst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juni 2006 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [weg], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, samen met [medeverdachte], met de door hen bestuurde auto's op [weg] te gaan rijden en/of (vervolgens) naast elkaar te gaan stilstaan met de door hen bestuurde auto's en/of (vervolgens) een afspraak met elkaar te maken om op dat moment op [weg] een snelheidswedstrijd met hun auto's te houden en/of vervolgens, terwijl [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum]) gelegen in een kinderwagen, en haar moeder en broertje (te weten [slachtoffer 2 ] en [slachtoffer 3 ] (geboren op [geboortedatum]), beiden te voet, ongeveer 200 meter, althans een korte afstand, verderop [weg] overstaken, althans aanstalten maakten [weg] over te steken, met hun wedstrijd een aanvang te maken en/of vol accelererend en/of (zeer) snel optrekkend, met beide auto's naast elkaar weg te rijden, waarbij binnen voornoemde 200 meter, althans korte afstand, verdachte een snelheid bereikte van ongeveer 60 kilometer per uur en/of verdachtes mededader een snelheid bereikte van minimaal 60 kilometer per uur, waarbij die [medeverdachte] hem, verdachte, is voorbijgereden en/of waarbij die [medeverdachte] voor hem, verdachte, is gaan rijden en/of waarbij verdachte op enig moment tijdens de wedstrijd [slachtoffer 2 ] en/of [slachtoffer 3 ] en/of een wandelwagen heeft gezien en toen niet tijdig heeft geremd en/of niet tijdig zijn snelheid heeft geminderd en/of niet tijdig maatregelen heeft genomen om een aanrijding met genoemde [slachtoffer 2 ] en/of [slachtoffer 3 ] en/of de wandelwagen te voorkomen, waarna vervolgens die [medeverdachte] tegen de wandelwagen, waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, is aangereden/gebotst, waarbij voornoemde [slachtoffer 1] uit de wandelwagen is geslingerd en op het wegdek is beland en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2 ] en/of [slachtoffer 3 ] is aangereden/gebotst, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) werd gedood en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2 ]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat verdachte op of omstreeks 10 juni 2006, te [plaats], gemeente [gemeente], op de weg, [weg], als bestuurder van een motorrijtuig, samen met [medeverdachte], een wedstrijd met voertuigen heeft gehouden en/of aan een wedstrijd met voertuigen heeft deelgenomen;
Vrijspraak
Het hof kan uit de bewijsmiddelen niet afleiden dat verdachte willens en wetens het risico heeft aanvaard dat een ander door zijn handelen, of dat van zijn medeverdachte, de dood zou vinden of zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Het hof acht daarom niet bewezen hetgeen primair onder a. en b. aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Overwegingen omtrent het bewijs
Ten aanzien van de bewezenverklaring heeft het hof - mede gelet op hetgeen daaromtrent door de raadsman en de advocaat-generaal naar voren is gebracht - het navolgende overwogen.
Het hof bezigt voor het bewijs van hetgeen de verdachte ten laste is gelegd de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachte, alsmede de objectieve gegevens betreffende de aanrijding en de gevolgen daarvan. De verklaring van [slachtoffer 2 ] - zelf één van de slachtoffers van de aanrijding, tevens de moeder van het als gevolg daarvan overleden kind - zal het hof slechts voor het bewijs gebruiken voor zover deze steun vindt in andere bewijsmiddelen.
Het hof acht niet bewezen dat er sprake is geweest van een wedstrijd tussen de bestuurders van beide voertuigen en verwerpt aldus het daaromtrent door de advocaat-generaal gestelde. Naar het oordeel van het hof is hiermee in tegenspraak het gegeven dat verdachten, bij de aanvang van het remspoor, een snelheid van ongeveer 60 à 62 kilometer per uur voerden. Uit de door het Nederlands Forensisch Instituut uitgevoerde proeven blijkt dat de voertuigen aldaar een snelheid van tussen de 92 en de 97 kilometer per uur zouden hebben bereikt, indien de bestuurders na het optrekken de aanvangsacceleratie voluit hadden gecontinueerd.
Voorts hebben beide verdachten ontkend dat zij in een wedstrijd verwikkeld waren. Medeverdachte [medeverdachte] heeft weliswaar op 14 en 15 juni 2006 tegenover verbalisanten en op 16 juni 2006 ten overstaan van de rechter-commissaris een andersluidende verklaring afgelegd, doch hij is daarop later steeds teruggekomen. Gelet op de eerdergenoemde verifieerbare gegevens omtrent de snelheid waarmee is gereden, acht het hof de andere door de beide verdachten afgelegde verklaringen, inhoudende dat er door hen tevoren niet is gesproken over een onderlinge snelheidsmeting, geloofwaardig.
Het hof acht bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte, toen zij elk in de eigen auto vanuit stilstand naast elkaar wegreden, snel en gezamenlijk zijn opgetrokken. Toen één van beiden sneller reed en vóór de ander is gaan rijden, zijn zij op onverantwoorde wijze zeer dicht achter elkaar blijven rijden.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard vóór het wegrijden te hebben gezien dat nog geen 200 meter verderop, ter hoogte van het bospad, zich een vrouw bevond met een kinderwagen en naast haar een klein kind. Ondanks die wetenschap is [medeverdachte] toch gaan rijden op de wijze zoals hiervoor omschreven, in de kennelijke veronderstelling dat zij de weg niet zouden oversteken. [medeverdachte] heeft vervolgens niet bemerkt dat dat wèl het geval was. Hij heeft hen pas weer gezien, toen zij zich zo dicht bij de door hem bestuurde auto bevonden dat hij deze niet meer tijdig tot stilstand kon brengen. Het hof kwalificeert dit verkeersgedrag als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Verdachte [verdachte] heeft de vrouw met de kinderwagen en het kleine kind in het geheel niet gezien voordat hij met [medeverdachte] - snel accelererend - is weggereden. Vervolgens is hij, nadat verdachte vóór hem was gaan rijden, met zijn auto vlak achter de auto van verdachte blijven rijden. Uit de beschrijving van de situatie ter plaatse blijkt dat het zicht dat hij op de weg had op geen enkele wijze werd belemmerd. Bovendien blijkt uit de verklaring van [medeverdachte] - zoals hiervoor reeds gezegd - dat de voetgangers reeds vóór het wegrijden zichtbaar waren. Het hof leidt hieruit af dat (ook) [verdachte] kennelijk zodanig bezig is geweest met het gezamenlijk rijden, dat hij in vergaande mate onoplettend en in zijn rijgedrag zeer onvoorzichtig is geweest.
Naar het oordeel van het hof hebben beide verdachten - door de gevaarzettende wijze waarop zij hun auto's hebben bestuurd - bewust en gezamenlijk deelgenomen aan verkeershandelingen, die tot de dood van het slachtoffer [slachtoffer 1] en het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer 2] hebben geleid. Het hof is daardoor van oordeel dat de ten laste gelegde feiten door hen tezamen en in vereniging zijn gepleegd, ook al is slechts één van hen daadwerkelijk met de door hem bestuurde auto in botsing gekomen met de slachtoffers.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 10 juni 2006 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, [weg], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, samen met [medeverdachte], met de door hen bestuurde auto's op [weg] te gaan rijden en vervolgens naast elkaar te gaan stilstaan met de door hen bestuurde auto's en vervolgens, terwijl [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum]) gelegen in een kinderwagen, en haar moeder en broertje (te weten [slachtoffer 2 ] en [slachtoffer 3 ] (geboren op [geboortedatum]), beiden te voet, ongeveer 200 meter verderop aanstalten maakten [weg] over te steken, snel optrekkend, met beide auto's naast elkaar weg te rijden, waarbij binnen voornoemde 200 meter verdachte een snelheid bereikte van ongeveer 60 kilometer per uur en verdachtes mededader een snelheid bereikte van minimaal 60 kilometer per uur, waarbij die [medeverdachte] hem, verdachte, is voorbijgereden en waarbij die [medeverdachte] voor hem, verdachte, is gaan rijden, waarna vervolgens die [medeverdachte] tegen de wandelwagen, waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, is aangereden, waarbij voornoemde [slachtoffer 1] uit de wandelwagen is geslingerd en op het wegdek is beland en tegen die [slachtoffer 2 ] is aangereden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) werd gedood en waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2 ]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
medeplegen van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ander werd gedood,
en
medeplegen van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte is met zijn auto snel opgetrokken, zonder zich nadrukkelijk ervan te hebben vergewist dat dat handelen niet alleen voor hemzelf en zijn medeverdachte, maar ook voor eventuele medeweggebruikers veilig was. Een kleine 200 meter verderop bevonden zich - per definitie kwetsbare - voetgangers: een vrouw met een kinderwagen en een peuter, van wie niet duidelijk was of zij al dan niet zouden gaan oversteken. Verdachte heeft hen - naar het oordeel van het hof door verwijtbare onoplettendheid en onvoorzichtigheid - niet opgemerkt. Verdachte was sedert één dag eigenaar van zijn auto en (daardoor) kennelijk meer gericht op de mogelijkheden van die auto en die van zijn medeverdachte [medeverdachte] dan op zijn omgeving. Hoewel het hof, zoals hiervoor uiteengezet, een tevoren overeengekomen wedstrijd niet aanwezig acht, zijn de gevolgen van hun onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag diep ingrijpend: de dood van een baby van slechts tweeëneenhalve week oud, het letsel van haar moeder en de traumatische ervaring voor het jonge kind.
Het hof heeft kennisgenomen van de schriftelijke slachtofferverklaring van de moeder, [slachtoffer 2 ]. Daaruit komt een groot en onomkeerbaar leed naar voren om het verlies van de pasgeborene. Voorts blijkt dat de aanrijding blijvende gevolgen heeft voor haar lichamelijk functioneren en haar verschijning. De thans op handen zijnde geboorte van haar (derde) kind is - bezien in het licht van dit trauma - een uiterst beladen en complex gebeuren.
Het hof is er zich van bewust dat verdachte nimmer dergelijke gevolgen heeft beoogd en dat ook hij lijdt onder de gevolgen van het gebeurde. Voorts heeft het hof gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 29 maart 2007, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
Gelet op alle omstandigheden van de zaak in relatie tot de mate van schuld die het hof bewezen acht en de gevolgen van de aanrijding, is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf geboden is.
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf zal het hof uitgaan van de recentelijk vastgestelde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ter zake van overtredingen van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Naar het oordeel van het hof zijn er in deze zaak geen bijzondere omstandigheden, die zouden moeten leiden tot een van deze oriëntatiepunten afwijkende strafmodaliteit of -omvang. Dit impliceert tevens dat het hof de advocaat-generaal niet zal volgen in diens - boven deze oriëntatiepunten gelegen - vordering. De norm dat iedere verkeersdeelnemer mag uitgaan van de verwachting dat andere verkeersdeelnemers zich houden aan de elementaire veiligheidsregels is door verdachte geschonden. Uit het oogpunt van handhaving van deze norm en rekening houdend met de mate waarin verdachte verwijtbaar heeft gehandeld alsmede de ernstige gevolgen daarvan, acht het hof - in het besef dat geen straf het leed voor de slachtoffers kan wegnemen of verlichten - een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Daarnaast is het hof van oordeel dat - gelet op het gevaarzettende verkeersgedrag van verdachte op de weg - hem een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur dient te worden opgelegd.
Verbeurdverklaring
Het door het hof verbeurd te verklaren voorwerp is daarvoor vatbaar. Immers, met behulp van dat voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan, terwijl uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpt aan verdachte toebehoort.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van acht maanden;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van drie jaren;
beveelt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van de ontzegging geheel in mindering wordt gebracht;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurd:
personenauto, merk Mazda, type 323, kenteken [kenteken];
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. H. Kalsbeek en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.