Einde inhoudsopgave
Wet op het notarisambt
Artikel 26 [Schorsing bij misdrijf of faillissement]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
29-09-2011, Stb. 2011, 470 (uitgifte: 28-10-2011, kamerstukken: 32250)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2012, Stb. 2012, 314 (uitgifte: 13-07-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Notaris
Burgerlijk procesrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een notaris wordt door de voorzitter van de kamer voor het notariaat geschorst in de uitoefening van zijn ambt indien hij:
- a.
zich in voorlopige hechtenis bevindt;
- b.
tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf is ingesteld;
- c.
bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel aan hem bij een dergelijke rechterlijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
- d.
bij rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surséance van betaling heeft gekregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld, voor de duur van die maatregel.
2.
Artikel 27, eerste lid, tweede tot en met vijfde volzin, tweede lid en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
De griffiers der gerechten doen aan de kamer voor het notariaat, de KNB en het Bureau mededeling van rechterlijke beslissingen als bedoeld in het eerste lid.
4.
In een geval als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, eindigt de schorsing na drie maanden. De kamer voor het notariaat kan de schorsing telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.
5.
In geval van waarneming door de notaris wordt hij tevens voor de duur van zijn schorsing geschorst als waarnemer in de uitoefening van het ambt, onverminderd de bevoegdheid van de kamer voor het notariaat tot intrekking van de benoeming tot waarnemer, bedoeld in artikel 29, eerste lid.
6.
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris, met dien verstande dat zijn toevoeging door de voorzitter van de kamer voor het notariaat wordt opgeschort.